In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.
M.b.v. signaalwoorden meningen, argumenten en conclusies in een tekst herkennen
- je weet (nog) wat signaalwoorden zijn
- je weet (nog) wat een feit is
- je weet (nog) wat een mening (standpunt) is
- je weet (nog) wat een argument (reden) is
- je weet wat een conclusie is
Wat zijn dat ook alweer?
Wat is een feit?
Wat is een mening?
Voorbeelden?
- Uitspraak over iets wat waar of niet waar is
- Een feit kan je controleren
Voorbeeld van een feit:
De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt €50,00 kleedgeld per maand.
- Wat iemand ergens van vindt
Het is niet controleerbaar
-Je kunt het eens of oneens zijn
- signaalwoorden: ik vind, volgens mij, naar mijn mening...
Voorbeeld van een mening (standpunt):
Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen.
- Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
- Signaalwoorden: want, namelijk, omdat, immers...
Voorbeeld van een argument (reden):
Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument).
- Als alle argumenten (redenen) zijn gegeven, kan er een conclusie volgen.
- Korte herhaling van meningen en argumenten.
-Signaalwoorden: dus, concluderend, dat betekent...
Voorbeeld van een conclusie:
Het is dus goed dat jongeren kleedgeld krijgen, want dan leren zij met geld omgaan.
We gaan verder met H5, Lezen!
Open je boek op pag. 159.
Eerste doen we samen.
Huiswerk:
H5, Lezen, opdr.
Je maakt H5, Lezen, opdr. 1 helemaal af.
Klaar? Je kunt verder werken.
Ook klaar? Dank kun je Lezen nakijken.
Huiswerk: H5, Lezen, opdr. 1.
Huiswerk: H5, Lezen, opdr. 1
H5, Lezen, opdracht 1