In 1848 kreeg Thorbecke de opdracht de grondwet te veranderen.
1 Alle burgers kregen dezelfde (klassieke) grondrechten.
2 Er kwam ministeriele verantwoordelijkheid. Ministers moesten aan het parlement uitleggen hoe ze hun werk deden, niet meer aan de koning.
3 Om de 4 jaar verkiezingen voor 2de kamer via censuskiesrecht.