Oefenen H1

Oefenen H1
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefenen H1

Slide 1 - Tekstslide

In 1848 braken overal in Europa revoluties uit. Willem II, de koning van Nederland, was bang dat deze revoluties ook naar Nederland zouden komen en hij zijn macht (en misschien ook zijn hoofd) zou verliezen.

Daarom liet hij Thorbecke, de leider van de liberalen, de grondwet wijzigen.

Slide 2 - Tekstslide

In 1844 stelden enkele liberalen voor om de grondwet te wijzigen, waardoor de koning minder macht zou krijgen. Koning Willem II accepteerde dat voorstel toen niet. Maar in 1848 was hij zó bang dat hij toch de opdracht gaf om de grondwet te wijzigen.
Waarvoor was koning Willem II bang?

A
voor een referendum
B
voor nationalisme
C
voor een wereldoorlog
D
voor revolutie

Slide 3 - Quizvraag

In 1848 gaf koning Willem II de opdracht om een nieuwe grondwet te schrijven. Hij hoopte daarmee te voorkomen dat in Nederland hetzelfde zou gebeuren als in veel andere landen in Europa.
Wat voor gebeurtenis hoopte Willem II in Nederland te voorkomen?

Slide 4 - Open vraag

De grondwetswijziging
In 1848 kreeg Thorbecke de opdracht de grondwet te veranderen.
1 Alle burgers kregen dezelfde (klassieke) grondrechten.
2 Er kwam ministeriele verantwoordelijkheid. Ministers moesten aan het parlement uitleggen hoe ze hun werk deden, niet meer aan de koning.
3 Om de 4 jaar verkiezingen voor 2de kamer via censuskiesrecht.

Slide 5 - Tekstslide

Hieronder staan drie beweringen over klassieke grondrechten in de Grondwet van 1848:
Dankzij deze klassieke grondrechten werd het mogelijk een nieuw staatshoofd te kiezen.


A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Hieronder staan drie beweringen over klassieke grondrechten in de Grondwet van 1848:
Een voorbeeld van een klassiek grondrecht is de vrijheid van
onderwijs.


A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Hieronder staan drie beweringen over klassieke grondrechten in de Grondwet van 1848:
Klassieke grondrechten bieden bescherming tegen onderdrukking door de overheid.

A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag


Over welke vorm van kiesrecht gaat dit artikel?

Een artikel uit de nieuwe Grondwet van 1848:
De leden van de Tweede Kamer worden in kiesdistricten gekozen door mannen die een bepaald bedrag aan belasting betalen.
A
algemeen kiesrecht
B
censuskiesrecht
C
passief kiesrecht
D
vrouwenkiesrecht

Slide 9 - Quizvraag


Sommige mensen vinden dat Nederland door dit artikel een democratie is geworden.
Andere mensen vinden dat Nederland toen nog niet helemaal
democratisch was.

Geef voor beide meningen een argument
Een artikel uit de nieuwe Grondwet van 1848:
De leden van de Tweede Kamer worden in kiesdistricten gekozen door mannen die een bepaald bedrag aan belasting betalen.

Slide 10 - Open vraag

Wat zijn de ideeën van de liberalen?

Slide 11 - Open vraag

Wat zijn de ideeën van de socialisten

Slide 12 - Open vraag

Wat zijn de ideeën van de confessionelen?

Slide 13 - Open vraag

Welke partij hoort bij de socialisten?

Slide 14 - Open vraag

Welke partij hoort bij de protestanten?

Slide 15 - Open vraag

Welke partij hoort bij de katholieken?

Slide 16 - Open vraag

politieke stromingen
Er waren rond 1900 4 politieke stromingen. 

Slide 17 - Tekstslide

De liberalen
Hun partijleider was Thorbecke, de partij heette de Liberale Unie.
Ze wilden zoveel mogelijk vrijheid, de overheid moest zich niet bemoeien met de economie. Er moesten zo min mogelijk wetten worden gemaakt.
De overheid moest alleen zorgen voor orde en veiligheid.

Slide 18 - Tekstslide

De socialisten
Hun partijleider was Troelstra, hun partij heette de SDAP.
Ze wilden meer gelijkheid in de samenleving. Rijkdom moest eerlijker worden verdeeld, zodat de arbeiders (armen) het beter kregen.
Ze wilden algemeen kiesrecht, een 8-urige werkdag en sociale wetten.

Slide 19 - Tekstslide

De protestanten
Hun leider was Abraham Kuyper, hun partij heette de ARP.
Zij wilden dat het woord van God (protestantisme) leidend zou zijn bij het maken van wetten. 
Ze kwamen op voor 'de kleine luijden' (middenstand). Ze wilden dat de overheid ook de bijzondere scholen zou betalen.

Slide 20 - Tekstslide

De katholieken
Hun leider was Herman Schaepman, hun partij heette de RKSP.
Zij wilden emancipatie (gelijke rechten) voor katholieken. Zij moesten ook katholieke universiteiten kunnen oprichten en hogere bestuursfuncties kunnen vervullen. Daarnaast moest men ook luisteren naar de Paus en hier rekening mee houden.

Ook de katholieken wilden bijzonder onderwijs betaald door de overheid.

Slide 21 - Tekstslide


Welke groep bedoelt de politiek leider met ‘onze aanhangers’?

Een gedeelte uit een artikel geschreven door een politiek leider van de ARP (1891):
We moeten een goed contact met het volk hebben. Onze politieke tegenstanders kennen het volk niet en zij horen bij de ‘fatsoenlijke hogere
klasse’. Maar wij van de ARP mogen het contact met onze aanhangers niet loslaten. 
A
de hogere burgerij
B
de katholieke arbeiders
C
de kleine luyden
D
de vrije vrouwen

Slide 22 - Quizvraag


Welke groep bedoelt de politiek leider met ‘politieke tegenstanders’?

Een gedeelte uit een artikel geschreven door een politiek leider van de ARP (1891):
We moeten een goed contact met het volk hebben. Onze politieke tegenstanders kennen het volk niet en zij horen bij de ‘fatsoenlijke hogere
klasse’. Maar wij van de ARP mogen het contact met onze aanhangers niet loslaten. 
A
de feministen
B
de liberalen
C
de protestanten
D
de socialisten

Slide 23 - Quizvraag

Hieronder staan vijf namen en begrippen:
hogere burgerij

Welke naam of welk begrip past bij welke groep ?
A
liberalen
B
protestanten
C
rooms-katholieken

Slide 24 - Quizvraag

Hieronder staan vijf namen en begrippen:
ARP

Welke naam of welk begrip past bij welke groep ?
A
liberalen
B
protestanten
C
rooms-katholieken

Slide 25 - Quizvraag

Hieronder staan vijf namen en begrippen:
kleine luyden

Welke naam of welk begrip past bij welke groep ?
A
liberalen
B
protestanten
C
rooms-katholieken

Slide 26 - Quizvraag

Hieronder staan vijf namen en begrippen:
RKSP

Welke naam of welk begrip past bij welke groep ?
A
liberalen
B
protestanten
C
rooms-katholieken

Slide 27 - Quizvraag

Hieronder staan vijf namen en begrippen:
Thorbecke

Welke naam of welk begrip past bij welke groep ?
A
liberalen
B
protestanten
C
rooms-katholieken

Slide 28 - Quizvraag

Over de volgende afbeelding krijg je zo een vraag!

Slide 29 - Tekstslide


Leg uit, met behulp van een onderdeel uit de bron, welke mening over het algemeen kiesrecht in de tekening te herkennen is.

Doe het zo:
De mening over het algemeen kiesrecht is … (noem de mening).
Deze mening is te herkennen aan … (noem onderdeel uit de bron).

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide

Eerste, Tweede kamer en ministers hebben verschillende rechten om te kunnen besturen.

Het recht van amendement (2de kamer)
Het recht van initiatief (2de kamer en ministers)
Het budgetrecht (1ste en 2de kamer)
Het recht van interpellatie (vragenrecht)(1ste en 2de kamer)
Het recht van enquete (1ste en 2de kamer)

Slide 32 - Tekstslide

In de nieuwe Grondwet van 1848 staan rechten die gelden voor alle
Nederlanders. Er staan ook rechten in deze Grondwet die alleen gelden
voor leden van de Tweede Kamer.
Welk recht geldt alleen voor de leden van de Tweede Kamer?

A
het recht op vrijheid van drukpers
B
het recht op vrijheid van meningsuiting
C
het recht van amendement
D
het recht van interpellatie

Slide 33 - Quizvraag