Jan lost 5,0 g soda, Na
2CO
3 · 10H
2O(s), op in water en vult het volume aan tot 250 mL. In deze oplossing is [OH
−] = 3,8 · 10
−3 mol L
−1.
- Bereken de molariteit van deze oplossing.
M(Na2CO3 · 10H2O) = 286,14 g mol−1 aantal mol in 5,0 g Na2CO3 · 10H2O = 5,0 : 286,14 = 0,0175 mol
volume = 250 mL = 0,250 L molariteit(Na2CO3 · 10H2O) = 0,0175 : 0,250 = 0,070 mol L−1
- Geef met een reactievergelijking een verklaring voor de aanwezigheid van hydroxide-ionen in de oplossing.
Na2CO3 · 10H2O(s) → 2 Na+(aq) + CO3²⁻(aq) + 10 H2O(l) CO3²⁻(aq) + H2O(l) → HCO3⁻(aq) + OH−(aq)
- Bereken hoeveel procent van de carbonaationen is omgezet in waterstofcarbonaationen.
gegeven: [OH−] = 3,8 ∙ 10−3 mol L−1 dus ook [HCO3⁻] = 3,8 ∙ 10−3 mol L−1
Uit a volgt dat [CO3²⁻] = 0,070 mol L−1 % gesplitst = [HCO3⁻] : [CO3²⁻] × 100% = (0,0038 : 0,070) × 100% = 5,4%
Van de carbonaationen is 5,1% omgezet in waterstofcarbonaationen.