bs 4 de hersenen en basisstof 5 de weg die impulsen afleggen

Thema regeling bs 4 de hersenen en bs 5 de weg die impulsen afleggen
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Thema regeling bs 4 de hersenen en bs 5 de weg die impulsen afleggen

Slide 1 - Tekstslide

Uit hoeveel zenuwcellen denk je dat de hersenen bestaan?
A
1 miljard
B
10 miljard
C
100 miljard
D
1000 miljard

Slide 2 - Quizvraag

Basisstof 4
De hersenen

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen bs 4
  • Je kunt delen van de hersenen noemen met hun functies en kenmerken.
  • Je kunt de invloed van verdovende, stimulerende en bewustzijnsveranderende middelen op het zenuwstelsel beschrijven en de risico's van het gebruik van verslavende middelen noemen. 

Slide 4 - Tekstslide

Grote hersenen

Zijn er voor:
  • bewustwording
  • verschillende hersencentra elk voor eigen zintuig.
  • de verwerkte informatie wordt opgeslagen in je geheugen.

Slide 5 - Tekstslide

De hersenen
  • Vooral de grote hersenen zijn sterk geplooid.

  • Je hebt een linker en rechterhelft die andere taken hebben.

  • In de hersenschors (het buitenste gedeelte) van de grote en de kleine hersenen ligt de grijze stof . Hierin liggen de cellichamen van de schakelcellen van de hersenen.

  •  In het binnenste gedeelte ligt de witte stof. Hierin liggen de uitlopers van schakelcellen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Tekstslide

Kleine hersenen
Zijn er voor:
  • coördinatie
  • evenwicht bewaren 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

hersenstam
Is er voor:
  • onbewuste levensprocessen
  • regelt reflexen

Slide 11 - Tekstslide

Stoffen die je hersenen beïnvloeden:
  • Alcohol
  • Drugs
  • (sommige) Medicijnen


Slide 12 - Tekstslide

Pijnstillers, slaapmiddelen, kalmeringsmiddelen

Waarnemingsvermogen

Reactievermogen

Slide 13 - Tekstslide

Alcohol
  • Na het drinken van alcohol komt dit via het bloed in je hersenen. 
  • Alcohol werkt verdovend. 

  • Je hartslag en ademhaling gaan langzamer en je spieren ontspannen. 

  • Ook je reactie en waarnemingsvermogen nemen af. 

  • Alcohol beïnvloed ook je humeur en je gedrag. Je schaamt je minder en durft meer, sommige mensen worden ook agressief. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Drugs
Verdovende middelen

downers

Slide 16 - Tekstslide

Drugs
Stimulerende middelen

uppers

Slide 17 - Tekstslide

Drugs
Bewustzijnsveranderende middelen

trippers

Slide 18 - Tekstslide

Overdosis en verslaving
tolerantie
- Lichaam bouwt dit op als je vaker gebruikt
verslaving
      geestelijke afhankelijkheid
      lichamelijke afhankelijkheid

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de functie van zenuwcellen?
A
Het doorgeven van signalen
B
Het produceren van hormonen
C
Het verteren van voedsel
D
Het reguleren van de bloeddruk

Slide 20 - Quizvraag

Welk deel van de hersenen reguleert de ademhaling en hartslag?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Hypothalamus

Slide 21 - Quizvraag

Met je hand bepalen of het water warm genoeg is of niet is
A
Via het ruggenmerg
B
Via de hersenen

Slide 22 - Quizvraag

Welk type zenuw geeft signalen door van de ene zenuw naar de andere?
A
Schakelzenuw
B
Gevoelszenuw
C
Bewegingszenuw
D
Centrale zenuw

Slide 23 - Quizvraag

10 minuten werken
 Thema 10, basisstof 4: opdracht 1, 2, 3, 5, 7 en 8
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Wat is een (bewuste)reactie?

Slide 25 - Woordweb

Bewuste reactie

Slide 26 - Tekstslide

Onbewuste reactie = reflex

Slide 27 - Tekstslide

Aantekening (Bas 10.5 De weg die de impulsen afleggen)
bewuste reactie: Reactie waarbij de impulsen altijd via de grote hersenen verlopen.
reflex: Een vaste, snelle, onbewuste reactie op een bepaalde prikkel.
reflexboog: Weg die impulsen bij een reflex afleggen, via het ruggenmerg of de hersenstam

Slide 28 - Tekstslide

Als op een prikkel altijd meteen dezelfde reactie volgt dan heet die REACTIE een ....
A
Inwendige prikkel
B
Reflex
C
Aangeboren
D
Beloning

Slide 29 - Quizvraag

Deze reactie is een
A
Reflex
B
Normale reactie

Slide 30 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een bewuste reactie en een onbewuste reactie (=reflex)?
A
Bij een reflex voel je eerst de pijn en daarna maak je de beweging.
B
Bij een reflex maak je eerst de beweging en daarna voel je pas de pijn.

Slide 31 - Quizvraag

Wanneer word je je bewust van een reflex?
A. voor je reactie
B. na je reactie
A
Voor je reactie
B
Na je reactie

Slide 32 - Quizvraag

DOEN: Kniepeesreflex (practicum 3, blz 165)
Doen: pupilreflex (practicum 4, blz 166)

Slide 33 - Tekstslide

(Huis) werk
 Thema 10, basisstof 4: opdracht 1, 2, 3, 5, 7 en 8
 Thema 10, basisstof 5: opdracht 1, 2, 4 en 6

Slide 34 - Tekstslide