1. kleuren: tu color preferido > welk woord toegevoegd?
2. kleding: tu prenda de ropa favorita?
3. vergelijken: wb 9, p. 83: caro = duur, barato = goedkoop.
¿lo más sorprendente?
4. dagelijkse routine: wb 14 a, let op: de werkwoorden vervoegen in de 3e persoon. ¿Qué rutina tienes en común con Miguel?