Jong & Oud H3

JONG EN OUD H3
Les 1
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

JONG EN OUD H3
Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
• Je kunt de te betalen inkomensheffing berekenen voor box 1.

 

Slide 2 - Tekstslide

INKOMSTENBELASTING
box 1

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen je bruto- en nettoloon?

Slide 4 - Open vraag

 
Brutoloon
- Loonheffing (= loonbelasting + premies volksverzekeringen)
- Premies werknemersverzekeringen
----------------------------------------------------------------------------------
Nettoloon



De loonheffing is een 
voorheffing van de belastingsdienst! 

Slide 5 - Tekstslide

Loonheffing
Als je werknemer bent, betaal je loonheffing over je loon. 
Loonheffing = loonbelasting + premies volksverzekeringen (zoals AOW). Daarnaast worden ook voor de werknemersverzekeringen (zoals de WW) premies ingehouden.

Loonheffing is eigenlijk hetzelfde als inkomstenbelasting, maar dan vooraf ingehouden door de belastingdienst. 
Let op: alle bedragen ronden we af op hele € en naar beneden (in jouw voordeel dus!)

Slide 6 - Tekstslide

Belastbaar inkomen
Je mag bepaalde kosten aftrekken van je inkomen, zodat je minder belasting hoeft te betalen (aftrekposten)

Je betaalt belasting over je belastbaar inkomen. 

Het belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten

Slide 7 - Tekstslide

     brutoloon
    - aftrekposten
     --------------------------
     belastbaar inkomen
hypotheekrente 
giften goede doelen
reiskosten woon-werkverkeer 
ziektekosten

a
Het belastbaar inkomen wil je zo laag mogelijk hebben!

Slide 8 - Tekstslide

Progressief belastingtarief
Om de loonbelasting te berekenen, gaat het belastbaar inkomen door het schijvenstelsel. Dat is een progressief stelsel: Het belastingpercentage wordt hoger naarmate het belastbaar inkomen toeneemt.
Óf: Je betaalt procentueel / relatief meer belasting naarmate je belastbaar inkomen toeneemt. 



Slide 9 - Tekstslide

Herhaling vorige les
Stappenplan inkomensheffing:
1. Bruto inkomen bekijken / berekenen
2. Belastbaar inkomen berekenen
3. Belastbaar inkomen door de schijven heen
4. Belasting uit de schijven bij elkaar optellen
5. Heffingskortingen van stap 4 aftrekken
> finito!

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Progressief belastingtarief
Om de loonbelasting te berekenen, gaat het belastbaar inkomen door het schijvenstelsel. Dat is een progressief stelsel: Het belastingpercentage wordt hoger naarmate het belastbaar inkomen toeneemt.
Óf: Je betaalt procentueel / relatief meer belasting naarmate je belastbaar inkomen toeneemt. 



Slide 12 - Tekstslide

Draagkrachtbeginsel
Draagkrachtbeginsel ‘de sterkste dragen de zwaarste lasten’.
→ de mensen met de hoogste inkomens betalen in verhouding meer belasting




Slide 13 - Tekstslide

Wat is het verband tussen:
progressieve belasting & het draagkrachtbeginsel?

Slide 14 - Open vraag

Aan de slag!
- Maken  3.4 en 3.5
    - In stilte (zonder telefoon en oortjes)
    - Vragen? > Lees de vraag nog een keer door > Fluisterend aan je buurman/vrouw vragen > Aan mij vragen
    - In je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven 
- Mindmap maken

Slide 15 - Tekstslide

Rekenen met tarieven
Emre betaalde op een brutoloon van € 70.000 in totaal € 26.155,14 aan inkomensheffing.

Gemiddelde heffingstarief
Hoeveel procent belasting betaal je, gemiddeld, over elke euro (van je brutoloon).
Het gemiddelde heffingstarief van Emre is (€26.155 : €70.000) x 100% = 37,4%


Slide 16 - Tekstslide

JONG EN OUD H3
Les 3

Slide 17 - Tekstslide

Lesdoelen
• Je kunt de voordelen en nadelen van een progressief, degressief en proportioneel stelsel benoemen.
• Je kunt bepalen wanneer maatregelen een nivellerend of denivellerend effect hebben.
    

Slide 18 - Tekstslide

Stappenplan inkomensheffing:

1. Bruto inkomen bekijken / berekenen
2. Belastbaar inkomen berekenen
3. Belastbaar inkomen door de schijven heen
4. Belasting uit de schijven bij elkaar optellen
5. Heffingskortingen van stap 4 aftrekken
> finito!

Slide 19 - Tekstslide


Progressief, degressief of proportioneel

Slide 20 - Tekstslide

Degressief belastingstelsel
Degressief tarief: naarmate je meer verdient, wordt het heffingspercentage kleiner → denivellerend (inkomensverschillen worden naar verhouding groter)  

Bij een degressief belastingstelsel betaal je dus ook PROCENTUEEL minder belasting bij een hoger inkomen.  

Slide 21 - Tekstslide

Progressief belastingtarief
Om de loonbelasting te berekenen, gaat het belastbaar inkomen door het schijvenstelsel. Dat is een progressief stelsel: Je betaalt procentueel / relatief meer belasting naarmate je belastbaar inkomen toeneemt. 



Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld proportioneel belastingstelsel

Bij een proportioneel belastingstelsel betaalt iedereen hetzelfde percentage belasting.(Vlaktaks)


Slide 23 - Tekstslide

Nivellering en denivellering
Nivellering: De verschillen tussen de inkomens worden in verhouding kleiner.
Denivellering: De verschillen tussen de inkomens worden in verhouding steeds groter.

Zorgt het Nederlandse belastingstelsel voor (de)nivellering?

Slide 24 - Tekstslide

Nivellering
Door een progressief belastingstelsel is er sprake van nivellering

Dit betekent dat de inkomensverschillen relatief kleiner worden

Slide 25 - Tekstslide

Belastingtarieven
Kies uit: Progressief / Proportioneel (vlak) / Degressief
A
Proportioneel
B
Progressief
C
Degressief

Slide 26 - Tekstslide

Rekenen met tarieven
Emre betaalde op een brutoloon van € 70.000 in totaal € 26.155,14 aan inkomensheffing.

Gemiddelde heffingstarief
Hoeveel procent belasting betaal je, gemiddeld, over elke euro (van je brutoloon).
Het gemiddelde heffingstarief van Emre is (€26.155 : €70.000) x 100% = 37,4%

Marginale heffingstarief
Hoeveel % belasting betaal je over elke extra verdiende euro?
Emre zijn marginale heffingstarief is 49,5%. Als hij één euro meer verdient betaalt hij hier namelijk 49,5% belasting over. 

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag!
- Arceren H3 (rest)
- Huiswerk: 3.6 t/m 3.9

- Nu gaan jullie in groepjes van maximaal 4 leerlingen (!) aan de slag met opgave 3.8 en 3.9 > je levert je blaadje aan het einde van de les in!

Slide 28 - Tekstslide