Leerjaar 2 - Blok 1 - Fictie

Welke verzonnen verhalen ken je?
1 / 17
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welke verzonnen verhalen ken je?

Slide 1 - Woordweb

BLOK 1
FICTIE

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we leren?
Ik kan het verschil uitleggen tussen fictie en non-fictie.
Ik kan voorbeelden geven van fictie en non-fictie.
Ik kan een fictiewerk kiezen dat past bij mijn interesse.
Ik kan uitleggen of een verhaal meer of minder realistisch is.

Slide 3 - Tekstslide

Fictie en non-fictie
Fictie: verzonnen verhalen

vooral voor je plezier

realistisch / niet-realistisch
leesboek
gedicht
stripverhaal
film
Non-fictie: niet verzonnen verhalen (echt gebeurd)

vooral om iets te weten te komen

realistisch
schoolboek
nieuwsbericht
biografieën (levensbeschrijvingen)
reisverhalen

Slide 4 - Tekstslide

Gezamenlijk lezen tekst 1 en tekst 2 en gezamenlijk maken opdracht 1 t/m 5
Zelfstandig lezen en maken opdracht 1

Klaar? 
Dan lees je voor jezelf opdracht opdracht 6 en opdracht 7 en 8.
Heb je dit aan het einde niet af dan is het huiswerk voor morgen.

Al klaar in de les, dan ga je stil lezen in je meegenomen boek.

Slide 5 - Tekstslide

Fictie

Verzonnen verhalen
Non-fictie

Werkelijkheid

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Welke fictieve verhalen (boeken) ken je?

Slide 8 - Woordweb

Welke non-fictieve verhalen (boeken) ken je?

Slide 9 - Woordweb

Hoe weet je of een boek bij je past?
  1. Titel lezen
  2. Omslag bekijken
  3. Flaptekst lezen
  4. Eerste bladzijden lezen
  5. Tips van anderen

Slide 10 - Tekstslide

Wat is fictie?

Slide 11 - Open vraag

Wat is non-fictie?

Slide 12 - Open vraag

Waar kan je aan zien of een verhaal bij je past?

Slide 13 - Open vraag

Dit maakt een verhaal realistisch

Mensen lijken echt in wat ze doen of zeggen.

De omgeving lijkt echt.

Gebeurtenissen zijn in de werkelijkheid ook mogelijk.

Er komen mensen en plaatsen voor die echt bestaan.
Dit maakt een verhaal niet-realistisch

Mensen doen en zeggen dingen die niet echt kunnen.

De wereld is verzonnen.

Gebeurtenissen zijn onwaarschijnlijk.

Er komen verzonnen wezens of fantasiefiguren in voor.

Slide 14 - Tekstslide

Gezamenlijk lezen tekst 1 en tekst 2 en gezamenlijk maken opdracht 1 t/m 6
Zelfstandig lezen en maken opdracht 1

Klaar? 
Dan ga je verder met je verhaal van vorige week.
Klaar met het verhaal?
Lees het goed door en controleer of je aan hoofdletters en punten hebt gedacht of je gaat alvast verder met opdracht 7 uit je boek of je gaat lezen.

Slide 15 - Tekstslide

BBL
Opdracht 1 tot en met 6

Klaar?

Dan pak je jouw leesboek uit de tas en ga je stil lezen.



\

Slide 16 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd?
Ik kan het verschil uitleggen tussen fictie en non-fictie.
Ik kan voorbeelden geven van fictie en non-fictie.
Ik kan een fictiewerk kiezen dat past bij mijn interesse.
Ik kan uitleggen of een verhaal meer of minder realistisch is.

Slide 17 - Tekstslide