FRT - 1 op 1 - paniek

Wat is Faalangst / paniekaanval
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat is Faalangst / paniekaanval

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het? 
Iets wel kunnen, maar bang zijn voor een slechte prestatie. 

Je voelt de druk vanuit jezelf of misschien vanuit anderen.

Onwerkelijke Angst of paniek

Slide 2 - Tekstslide

Paniek
Paniek- het kan iedereen overkomen.

Heb je al eens eerder meegemaakt, dan kun je bang zijn dat het je nog een keer gebeurt.

Slide 3 - Tekstslide

Aandacht
Je voelt paniek opkomen in je lichaam. Je wilt je er tegen verzetten. Neeee

Wat je aandacht geeft gaat groeien!

Slide 4 - Tekstslide

Aanspannen/ontspannen
Je lichaam gaat op slot als het in paniek stand gaat. Je spant je tenen en je spieren aan.

Tip! Voel waar de spanning zit en probeer het een voor een te ontspannen.

Slide 5 - Tekstslide

Activeer je zintuigen
Blijf in het nu. Ga niet met je aandacht naar binnen naar je paniek. 

Ga bewust kijken/voelen/ ruiken/proeven.
Zo houd je invloed op jezelf.

Slide 6 - Tekstslide

Helaas
Soms overkomt het je toch en kun je het niet tegenhouden.
Dat is menselijk.

Een paniekaanval duurt maar 90 seconden....mits je het geen aandacht geeft. 

Slide 7 - Tekstslide

Waarom
Wees lief voor jezelf. Het komt goed! Het is niet erg.

Stel jezelf de vraag...wat is de reden? Zorg ik goed voor mezelf. Wat kan ik veranderen?
Denk eens positief!

Slide 8 - Tekstslide

Een voorbeeld:
Gebeurtenis: Tim moet een presentatie houden. 
Gedachte (negatief/niet waar ): Het zal wel niet lukken en de klas lacht me vast uit. 
Gevoel: Tim is zenuwachtig en krijgt buikpijn. 
Gedrag: Tim komt niet uit zijn woorden en vergeet wat hij wilde vertellen.

Slide 9 - Tekstslide

Gebeurtenis: Tim moet een spreekbeurt houden. 
Gedachte (positief/ waar): Iedereen is zenuwachtig voor een spreekbeurt. Ze zullen me echt niet uitlachen. ik heb het goed voorbereid en kan niet meer doen dan dat.
Gevoel: Tim is positief gespannen. 
Gedrag: Tim houdt een goede spreekbeurt. Hij is rustig en verteld wat hij weet.
Nu beschrijven we dezelfde gebeurtenis maar met een andere gedachte.

Slide 10 - Tekstslide

Nu jij...

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide