5.3+5.4 Exponentiële formules opstellen + andere tijdseenheid

Hoofdstuk 5


Invoegen plattegrond op niveau
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5


Invoegen plattegrond op niveau

Slide 1 - Tekstslide

De vorige les:




Verschil lineair en exponentieel?




Slide 2 - Tekstslide

Deze les:




Leerdoel 1, 2 en 3.




Slide 3 - Tekstslide

Wat is de groeifactor bij een afname van 12%?

Slide 4 - Open vraag

De standaard formule voor exponentiële groei is:
A
y=ax+b
B
y=ax2+bx+c
C
y=bax
D
N=b.gt

Slide 5 - Quizvraag

Als ik 250 euro op een spaarrekening zet en ik krijg 2% rente. Hoeveel gaat staat er na 15 jaar op de rekening? (Denk aan de berekening)

Slide 6 - Open vraag

Als ik 250 euro op een spaarrekening zet en ik krijg 2% rente. Wat de exponentiële formule hierbij?

Slide 7 - Open vraag

De formule die bij deze tabel hoort is:
t=0 in 2010.
A
N=11600700t
B
N=82001,09t
C
N=8200700t
D
N=116001,09t

Slide 8 - Quizvraag

5.3 Exponentiële formules opstellen

Slide 9 - Tekstslide


Slide 10 - Open vraag

Je hebt 30 guppies in je aquarium. Elke maand komt daar 10% bij. Hoeveel guppies heb je na 1 jaar?

Slide 11 - Open vraag

Je hebt 30 guppies in je aquarium. Elke maand komt daar 10% bij. Wat is de groeifactor per jaar?

Slide 12 - Open vraag

5.4 Andere tijdseenheden

Slide 13 - Tekstslide


Slide 14 - Open vraag


Slide 15 - Open vraag

Hoofdstuk 5
Deze les:



Leerdoel 1, 2 en 3.




Slide 16 - Tekstslide

Aantekening 5.3 Exponentiële formules opstellen
Stappenplan:
1. Schrijf de algemene formule op:
2. Bereken de groeifactor per tijdseenheid.
3. Zoek uit of bereken de beginhoeveelheid. 
4. Vul punt 2 en 3 in bij de algemene formule en vermeld de tijdseenheid. (bv t is tijd in dagen)

 Opgave 19, 22 en 24
N=bgt

Slide 17 - Tekstslide

Aantekening 5.4 Andere tijdseenheid
Stappenplan:
1. Bereken de groeifactor per gegeven tijdseenheid.
2. Reken de groeifactor om. 
Groter: groeifactor ^vergroting
Kleiner: groeifactor ^1/aantal keer kleiner

 Opgave 26, 28 en 31
 Opgave 19, 22 en 24

Slide 18 - Tekstslide