Module 4 hoofdstuk 1.1 en 1,2

Lesdoelen
Aan het einde van deze les weet je wat intertemporele substitutie is, de individuele en algemene prijs van tijd is, rente op rente uitrekenen, de rol van de ECB uitleggen.
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
Aan het einde van deze les weet je wat intertemporele substitutie is, de individuele en algemene prijs van tijd is, rente op rente uitrekenen, de rol van de ECB uitleggen.

Slide 1 - Tekstslide

Prijs van tijd
- Individuele prijs van tijd, voor iedereen anders, waar kies je op dat moment voor?
- Algemene prijs van tijd, voor iedereen gelijk, iedereen ontvangt hetzelfde percentage rente. 
Steeds afweging maken, sparen of lenen? 

Slide 2 - Tekstslide

Lenen vs. sparen
Mensen sparen als wat het oplevert meer is dan wat ze ervoor moeten opgeven. M.a.w. als de algemene prijs van tijd (rente) groter is dan hun individuele prijs van tijd (geduld). 
Dat kan voor iedereen verschillend zijn. 
Mensen lenen als hun individuele prijs van tijd (geduld) hoger is dan de algemene prijs van tijd (rente).

Slide 3 - Tekstslide

Intertemporele substitutie
Lenen is het vervroegen van consumptie en sparen is het uitstellen van consumptie. 

Dit noemen we intertemporele substitutie, d.w.z. ruilen over de tijd.

Slide 4 - Tekstslide

Samengestelde rente ('rente op rente')

Nieuw saldo = spaartegoed x (groeifactor)


waarbij geldt:

- groeifactor = 1 + (rentepercentage : 100)

n = aantal jaren




Slide 5 - Tekstslide

samengestelde rente met groeifactor
Er staat €500 op de spaarrekening, tegen 4% rente
Groeifactor = 1 + (rente% / 100) = 1,04

  • rente 1e jaar → €500 x (1,04)^1   = €520,00
  • rente 2e jaar → €500 x (1,04)^2 = €540,80 
  • rente 3e jaar → €500 x (1,04)^3 = €562,43 
  • etc. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Inflatie

Slide 8 - Tekstslide

Maatschappelijke geldhoeveelheid
 De maatschappelijke geldhoeveelheid kun je verdelen in:

1. Chartale geldhoeveelheid
2. Girale geldhoeveelheid


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

ECB beïnvloed de rente

Slide 11 - Tekstslide

De ECB bepaalt de rente en probeert hiermee de inflatie rond de 2% te houden.


Als rente stijgt, zal lenen door consumenten en bedrijven minder aantrekkelijk worden en sparen aantrekkelijker.

Het publiek (consumenten en bedrijven) heeft dus minder geld in handen dus daalt de maatschappelijke geldhoeveelheid. Inflatie neemt af. 


Slide 12 - Tekstslide

Als rente daalt, zal lenen door consumenten en bedrijven aantrekkelijker worden en sparen minder aantrekkelijker.
Het publiek (consumenten en bedrijven) heeft dus meer geld in handen dus stijgt de monetaire geldhoeveelheid. De inflatie zal toenemen.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Slide 15 - Link

Slide 16 - Video

Wat is intertemporele substitutie?
A
ruilen over de tijd
B
permanente consumptie
C
geld aan andere generatie geven
D
creatief boekhouden

Slide 17 - Quizvraag

Als de algemene prijs van tijd hoger is dan de individuele prijs van tijd zal de consument sparen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de hoofddoelstelling van de ECB?
A
Een soepel en betrouwbaar betalingsverkeer
B
Veilig houden van spaartegoeden
C
Een hoge koers van de euro
D
Stabiele prijzen (net geen 2% inflatie)

Slide 19 - Quizvraag

De ECB verlaagt de rente.
Wat gebeurt er met de inflatie?
A
De inflatie blijft gelijk
B
De inflatie stijgt
C
De inflatie daalt

Slide 20 - Quizvraag

Is er in 2016 sprake met inflatie of deflatie?
A
Inflatie
B
Deflatie

Slide 21 - Quizvraag

Door inflatie stijgt de koopkracht van geld
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Is inflatie gunstig of ongunstig voor spaarders?
A
Gunstig
B
Ongunstig

Slide 23 - Quizvraag

Lesdoelen
Aan het einde van deze les weet je wat intertemporele substitutie is, de individuele en algemene prijs van tijd is, rente op rente uitrekenen, de rol van de ECB uitleggen.

Slide 24 - Tekstslide

In welke mate is het lesdoel behaald?
A
20%
B
40%
C
60%
D
80%

Slide 25 - Quizvraag

Zijn er nog vragen en/of onduidelijkheden?

Slide 26 - Open vraag

Huiswerk
Lezen theorie paragraaf 1 en 2 hoofdstuk 1 module 4.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video