Nederlands lezen & luisteren

Nederlands
Lezen en luisteren 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Lezen en luisteren 

Slide 1 - Tekstslide

Tekstsoorten
Tekstdoelen
Alineaverbanden
Tekstsoorten
Tekstdoelen
Alineaverbanden

Slide 2 - Tekstslide

Alineaverbanden
Een tekst heeft verbanden. Elke alinea hoort bij elkaar. Er zit een verband tussen de alinea's. Soms simpelweg omdat ze over hetzelfde onderwerp gaan en bij elkaar staan. Soms omdat bijvoorbeeld een opsomming over meerdere alinea's is verdeeld. Of omdat je een tegenstelling verspreid over 2 alinea's.

Slide 3 - Tekstslide

Chronologisch 
Opsommend
Tegenstellend
Toelichtend
 ...

Slide 4 - Tekstslide

Fred is een echte fan van Bruce Springsteen, zijn favoriete nummers zijn Thunder road, Jersey girl en Jungle land.
A
chronologisch
B
tegenstellend
C
opsommend
D
toelichtend

Slide 5 - Quizvraag

De brandweer bestrijdt vuur met water.
A
chronologisch
B
tegenstellend
C
opsommend
D
toelichtend

Slide 6 - Quizvraag

Ik lust geen pizza, het deeg vind ik vies.
A
chronologisch
B
tegenstellend
C
opsommend
D
toelichtend

Slide 7 - Quizvraag

We gaan vandaag naar de dierentuin, morgen naar oma en zondag naar het museum.
A
chronologisch
B
tegenstellend
C
opsommend
D
toelichtend

Slide 8 - Quizvraag

Vorige keer
Tekstdoelen
Alineaverbanden

Slide 9 - Tekstslide

Alineaverbanden

Chronologisch
Opsommend
Tegenstellend
Toelichtend/ reden

Oorzaak-gevolg
Conclusie

Slide 10 - Tekstslide

Je bent jong, leergierig en een doorzetter.

A
Oorzaak-gevolg
B
Opsomming
C
Toelichting
D
Chronologisch

Slide 11 - Quizvraag

Ik werk het liefst met een laptop omdat ik dan overal kan werken.

A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Toelichting
D
Chronologisch

Slide 12 - Quizvraag

Hij heeft het liever niet, maar op het balkon mag je roken.

A
Oorzaak-gevolg
B
Opsomming
C
Toelichting
D
Tegenstelling

Slide 13 - Quizvraag

Zij heeft geen geld meer, kortom ze is blut.

A
Oorzaak-gevolg
B
Conclusie
C
Opsomming
D
Tegenstelling

Slide 14 - Quizvraag

Hij is ziek, daarom gaat hij niet sporten.

A
Oorzaak-gevolg
B
Conclusie
C
Toelichting
D
Tegenstelling

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een informatieve tekst?
A
Ingezonden brief
B
Advertentie
C
Weblog
D
Nieuwsbericht

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een activerende tekst?
A
Ingezonden brief
B
Advertentie
C
Weblog
D
Nieuwsbericht

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een amuserende tekst?
A
Ingezonden brief
B
Advertentie
C
Weblog
D
Gedicht

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het doel van een activerende tekst?
A
Overtuigen
B
Overhalen
C
Informeren
D
Uitleg geven

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het doel van een informerende tekst?
A
Overtuigen
B
Overhalen
C
Informeren
D
Uitleg geven

Slide 20 - Quizvraag

Alineaverbanden

Chronologisch
Opsommend
Tegenstellend
Toelichtend/ reden

Oorzaak-gevolg
Conclusie





C Van gisteren naar vandaag naar morgen.

O De lekkerste Sintsnoep vind ik: taai taai, marsepein en pepernoten

O Jong vs oud / biologisch vs kiloknallers / vrouw vs man

TR Kerstmis is zo'n tof feest, dat moeten we elke dag vieren.


OG Mijn fiets is stuk, dus ik loop maar naar huis

C Je bent een groot fan van Dua Lipa, dus je zal haar nieuwe cd ook wel goed vinden.


Slide 21 - Tekstslide

Vragen te verwachten bij het CE

  1. Betrouwbare tekst?
  2. Hoofdgedachte?
  3. Tekstdoel?
  4. Feit of mening?
  5. Leesstrategieën
  6. Inleiding/ kern/ slot
  7. Analyse of recensie
  8. Doel / aanleiding schrijven
  9. Alineaverband
  10. Lead of inleiding



Slide 22 - Tekstslide