Pak je mobiel in het zakkie en doe het in je rugzak/tas.
Wacht rustig tot de les begint.
Slide 2 - Tekstslide
Heute
Am Ende dieser Stunde ...
... weiß ich den 3. und den 4. Fall der Artikel, der Personalpronomen und der Possessivpronomen.
... kann ich den 3. und den 4. Fall der Artikel, der Personalpronomen und der Possessivpronomen benutzen.
Slide 3 - Tekstslide
Agenda
Terugblik PTO 2
Profielboekjes (gestuurd via Magister)
Profielkeuzeformulier invullen
Hausaufgabenkontrolle: Aufgabe 3 + 10, Seite 15/18
Slide 4 - Tekstslide
Profielkeuzeformulier
Wiederholung: Wortschatz
Benutzt eure JDW-Mappe und übersetzt die Wörter ins Deutsche.
de vakantie
leuk vinden
eigenlijk
helaas
de ingang
de kookcursus
de klimhal
die Ferien
gefallen
eigentlich
leider
der Eingang
der Kochkurs
die Kletterhalle
Slide 5 - Tekstslide
der-Gruppe: 3. und 4. Fall
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Welke lidwoorden heb je in het Duits?
der (m)
die (v)
das (o)
die (mv)
Slide 8 - Tekstslide
Profielkeuzeformulier
Aufgabe 19, Seite 26
Slide 9 - Tekstslide
der- Gruppe
De lidwoorden der/die/das worden ook vervoegd. Deze worden in de derde en vierde naamvalanders vervoegd.
Slide 10 - Tekstslide
Agenda
Terugblik PTO 2
Profielboekjes (gestuurd via Magister)
Profielkeuzeformulier invullen
Grammatik A, Seite 27
Slide 11 - Tekstslide
der-Gruppe
m
v
o
mv
1
der Mann
die Frau
das Kind
die Kinder
3
demMann
derFrau
demKind
denKindern
4
denMann
die Frau
das Kind
die Kinder
Slide 12 - Tekstslide
Profielkeuzeformulier
Stappenplan
1) Welk woord moet je vertalen? 2) Wat is de vertaling van dat woord? 3) Staat het woord in de DER- of de EIN-groep? 4) Welke naamval moet je gebruiken?