Een van de platen (die tezamen de buitenste ongeveer 100 km dikke schil van de Aarde vormen)
onderschuift onder een aangrenzende plaat. Dit type plaatgrens wordt “subductie-zone” genoemd.
De beweging van de ene plaat ten opzichte van de andere vindt onregelmatig plaats en
gaat gepaard met aardbevingen. Deze treden vooral op langs een deel van het breukvlak (contactvlak)
waar de platen enige tijd vast (“stuck”) gezeten hebben.