Week 4 Ne 4B/K H4 Taalverzorging : meervoud, w.w als bn , trappen van vergelijking

 Spelling 
 

Meervoud van zelfstandige naamwoorden 
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 4

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

 Spelling 
 

Meervoud van zelfstandige naamwoorden 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

 In deze les leer je meervouden van zelfstandige naamwoorden te maken.
Na deze les kan ik/weet ik:
- meervouden van zelfstandige naamwoorden maken
 met -en, -s en -ën.
- hoe ik het meervoud van een aantal bijzondere ge-
vallen moet maken.
- hoe ik voltooide en onvoltooide deelwoorden moet spellen als ze
 als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt.
- wanneer ik als of dan moet gebruiken bij de trappen van vergelijking.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

1. MEERVOUD op -en
Vaak hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten

lamp + en = lampen

boer + en = boeren

dans + en = dansen

lot + en = loten

Slide 4 - Tekstslide

2. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen,

want je hoort een korte klank

klas + s + en = klassen

bak + k + en = bakken

bed + d + en = bedden

Slide 5 - Tekstslide

3. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen,

want je hoort een lange klank

schaar - a + en = scharen

been - e + en = benen

sloot - o + en = sloten

Slide 6 - Tekstslide

4. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v

raaf + f/v + en = raven

brief + f/v + en = brieven

golf + f/v + en = golven

Slide 7 - Tekstslide

5. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z

baas + s/z + en = bazen

huis + s/z + en = huizen

mees + s/z + en = mezen

Slide 8 - Tekstslide

6. MEERVOUD op -ën

Bij woorden die eindigen op -ee of -ie maak je langer met -ën of met -"n (let op de plaats van de klemtoon)

fee = feeën

knie = knieën

bacterie = bacteriën

porie = poriën

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het meervoud van
OLIFANT
A
olifantjes
B
olifantje
C
olifanten
D
olifantten

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
KAAS
A
kaazen
B
kazen
C
kaasen
D
kasen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
KOEKENPAN
A
pannenkoek
B
pannenkoeken
C
koekenpannen
D
koekenpanen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
mees
A
meesen
B
mezen
C
meezen
D
mesen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
kip
A
kippen
B
kipen
C
kipjes
D
kippetjes

Slide 14 - Quizvraag

Waar ligt de klemtoon?
genie
A
ge
B
nie

Slide 15 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
genie

Slide 16 - Open vraag

Waar ligt de klemtoon?
melodie
A
me
B
lo
C
die

Slide 17 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
melodie

Slide 18 - Open vraag

Waar ligt de klemtoon?
ceremonie
A
ce
B
re
C
mo
D
nie

Slide 19 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
ceremonie

Slide 20 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
voetbal

Slide 21 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
sportbroek

Slide 22 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
wedstrijd

Slide 23 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
uitslag

Slide 24 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
omslag

Slide 25 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
amfibie

Slide 26 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
kolonie

Slide 27 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
poes

Slide 28 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
zee

Slide 29 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
glas

Slide 30 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
kloof

Slide 31 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
categorie

Slide 32 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
symfonie

Slide 33 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
muzieknoot

Slide 34 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
les

Slide 35 - Open vraag

Deze (bedrijf) verhuren speciale (fiets) voor (gehandicapte).
A
bedrijfen - fietsen - gehandicaptten
B
bedrijfen - fietsen - gehandicapten
C
bedrijven - fietsen - gehandicaptten
D
bedrijven - fietsen - gehandicapten

Slide 36 - Quizvraag

In de (huis) aan de overkant wonen (bejaarde).
A
huisen - bejaardden
B
huizen - bejaardden
C
huizen - bejaarden
D
huisen - bejaarden

Slide 37 - Quizvraag

Mika koopt nieuwe (laars) het liefst op (braderie).
A
laarzen - braderiën
B
laarzen - braderieën
C
laarsen - braderiën
D
laarsen - braderieën

Slide 38 - Quizvraag

De (genie) hebben goede (idee) om de (probleem) op te lossen.
A
geniën - ideën - probleemen
B
genieën - ideeën - probleemen
C
genieën - ideën - problemen
D
genieën - ideeën - problemen

Slide 39 - Quizvraag

Leg de (kopie) van de (brief) maar in de die (doos).
A
kopieën - brieven - dozen
B
kopiën - brieven - dozen
C
kopieën - briefen - dozen
D
kopieën - brieven - doozen

Slide 40 - Quizvraag

Vliegende (dier) zoals (mug), (duif) en (bij) vind ik eng.
A
dieren - muggen - duifen - bijën
B
dieren - mugen- duifen - bijen
C
dieren - mugen- duiven - bijen
D
dieren - muggen - duiven - bijen

Slide 41 - Quizvraag

In brood zitten (vitamine), (mineraal) en (proteïne).
A
vitaminen - mineraalen - proteïnen
B
vitaminen - mineraalen - proteïnën
C
vitaminen - mineralen - proteïnen
D
vitaminen - mineralen - proteïnën

Slide 42 - Quizvraag

Slide 43 - Video

Meervoud van foto is?
A
fotos
B
foto's

Slide 44 - Quizvraag

Meervoud van tv is?
A
tv's
B
tvs

Slide 45 - Quizvraag

Meervoud van dominee is?
A
dominee's
B
dominees

Slide 46 - Quizvraag

Meervoud van café is?
A
cafes
B
café's
C
cafés
D
cafe's

Slide 47 - Quizvraag

Bij welke letters komt er GEEN 's achter?

Slide 48 - Open vraag

Bij welke woorden weet ik zeker dat er altijd + ën aan vastgeplakt moet worden?

Slide 49 - Open vraag

Noteer het meervoud van de volgende woorden:



Als je klaar bent, kun je op de volgende dia nakijken!
1. etage
2. lama
3. cd
4. abonnee
5. pony
6. garage
7. taxi
8. bikini
9. dj
10. notitie
11. niveau

Slide 50 - Tekstslide

Noteer het meervoud van de volgende woorden:



Als je klaar bent, kun je op de volgende dia nakijken!
1. drie
2. epidemie
3. porie
4. genie
5. bacterie
6. categorie
7. kolonie

Slide 51 - Tekstslide

Antwoorden
1. drieën
2. epidemieën                                
3. poriën                                              
4. genieën 
5. bacteriën 
6. categorieën 
7. koloniën  

Let op! De rode lettergreep geeft aan dat daar de klemtoon ligt.

Slide 52 - Tekstslide

Huiswerk
H6.3 - Spelling op blz. 103
(afmaken)


Maken: opdracht 8, 9, 10 + 11a


Klaar?
- Maak de oefeningen via Cambiumned (zie volgende dia)
- Oefen met de Versterk Jezelf via je mobiel! 

Slide 53 - Tekstslide

Aan de slag 
Maken: 
Oefening 1: link
Oefening 2: link
Oefening 3: link
Oefening 4: link
Oefening 5: link

Slide 54 - Tekstslide