Quiz eerste en tweede wereldoorlog
1 / 23
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
De Eerste Wereldoorlog duurde van..... tot....
A
1913-1915
B
1914-1918
C
1920-1929
D
1900-1914
Slide 2 - Quizvraag
Er waren twee groepen bondgenoten. De.... en de....
A
Centralen en de Leiders
B
Centralen en de Verenigde Landen
C
Centralen en de Geallieerden
Slide 3 - Quizvraag
Duitsland hoorde bij de Centralen, net als....
A
Oostenrijk-Hongarije
B
Frankrijk
C
België
Slide 4 - Quizvraag
Nederland was tijdens de Eerste Wereldoorlog....
A
lid van de Geallieerden
B
neutraal
C
lid van de Centralen
Slide 5 - Quizvraag
Welk land werd aangewezen als de grote verliezer van de Eerste Wereldoorlog?
A
Frankrijk
B
Rusland
C
Oostenrijk-Hongarije
D
Duitsland
Slide 6 - Quizvraag
Duitsland moest herstelbetalingen doen aan de winnaars. Ze moesten ook....
A
alle criminelen opsluiten
B
grondgebied en koloniën afstaan
C
ontwapend worden
Slide 7 - Quizvraag
In 1929 was er....
A
een staatsgreep van Adolf Hitler
B
de oprichting van de NSDAP
C
een beurskrach (economische crisis)
Slide 8 - Quizvraag
De aanleiding van de Tweede Wereldoorlog was:
A
De economische crisis in Duitsland
B
Inval van Polen door Duitsland
C
Inname van Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije
D
Aanval op Pearl Harbor
Slide 9 - Quizvraag
De snelle manier van oorlog voeren, noem je:
A
Blitzkrieg
B
Aanvalsoorlog
C
Wapenwedloop
Slide 10 - Quizvraag
Nederland gaf zich snel over aan de Duitsers omdat:
A
Duitsland Amsterdam had gebombardeerd
B
Duitsland Rotterdam had gebombardeerd
C
Duitsland Arnhem had gebombardeerd
D
Duitsland Nijmegen had gebombardeerd
Slide 11 - Quizvraag
Vanaf wanneer tot wanneer speelde de Tweede Wereldoorlog zich af?
A
1939-1945
B
1940-1945
C
1919-1939
D
1933-1945
Slide 12 - Quizvraag
Met de inval in welk land begon de tweede wereldoorlog?
A
Nederland
B
Polen
C
België
D
Rusland
Slide 13 - Quizvraag
Wanneer werd Hitler Rijkskanselier (minister-president) van Duitsland?
A
1933
B
1929
C
1922
D
1932
Slide 14 - Quizvraag
Welke reden van Hitler om de Sovjet-Unie (Rusland) aan te vallen is onjuist?
A
Hitler wilde meer grond voor de Duitsers
B
Hitler haatte het communisme
C
Hitler had producten nodig voor de oorlog
D
Sovjet-Unie wilde niet samenwerken
Slide 15 - Quizvraag
Waarom werkte Stalin (leider Sovjet-Unie) samen met Hitler?
A
Hij was bevriend met Hitler
B
Hij had tijd nodig om het leger op te bouwen
C
Stalin was bang voor Hitler
D
Stalin wilde samen met Hitler Europa veroveren
Slide 16 - Quizvraag
Hoe wordt de overname van Oostenrijk genoemd?
A
Anschluss
B
Conferentie van München
C
Kamikaze
D
D-Day
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de juiste volgorde?
A. Slag om Arnhem
B. D-Day
C. Bevrijding van het kamp Auschwitz
D. Slag om Stalingrad
A. Slag om Arnhem
B. D-Day
C. Bevrijding van het kamp Auschwitz
D. Slag om Stalingrad
A
A B D C
B
B D C A
C
D A C B
D
D B A C
Slide 18 - Quizvraag
Dit is een voorbeeld van:
A
Nationalisme
B
Holocaust
C
Propaganda
D
Antisemitisme
Slide 19 - Quizvraag
De slag om Stalingrad begon in:
A
1941
B
1942
C
1940
D
1943
Slide 20 - Quizvraag
Waar staat de naam D-Day voor?
A
Decisive-Day
B
Decision-Day
C
Difficult-Day
D
Dark-Day
Slide 21 - Quizvraag
Welke gebeurtenis vond eerder plaats?
A
D-day
B
Hongerwinter
Slide 22 - Quizvraag
Door welke gebeurtenis eindigde de Tweede Wereldoorlog?
A
De atoombom op Nagasaki
B
De val van Berlijn
C
D-Day
D
Operatie Market-Garden
