14-3-2022 4TL herhaling hfst 10 Voortplanting

Herhaling hfst 10 Voortplanting
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Herhaling hfst 10 Voortplanting

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn geslachtskenmerken?
  • Primaire geslachtskenmerken heb je vanaf je geboorte
  • Secundaire geslachtskenmerken ontwikkel je vanaf de puberteit

Je wordt vruchtbaar in de puberteit 
jongen - start productie zaadcellen
meisje - ongesteld  (eicel rijpen)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe werken de geslachtsorganen van een man?
De zaadballen produceren vanaf de puberteit zaadcellen.
Opgeslagen in de bijballen.

50-70 miljoen zaadcellen per dag

Slide 3 - Tekstslide

onderdelen bespreken, wat is het/ hoe werkt het
Zaadlozing
  1. Spiertjes bijballen trekken samen, persen zaadcellen de zaadleiders in
  2. Zaadblaasjes en prostaat trekken samen, voegen zaadvocht toe (zaadvocht + zaadcellen = sperma)
  3. Via de urinebuis verlaat sperma het lichaam

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waaruit bestaat sperma?
A
Prostaatvocht, vocht uit zaadblaadjes en zaadcellen
B
Alleen zaadcellen
C
Prostaatvocht en vocht uit zaadblaasjes
D
Prostaatvocht en zaadcellen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

onderdelen bespreken - wat is het, wat doet het
De bevruchting
Een kern van een zaadcel versmelt met de kern van een eicel, 
dit vindt plaats in de eileider --> het geslacht staat dan vast!

Innestelling: na ongeveer 6 dagen zet het bolletje cellen zich vast in het dikke baarmoederslijmvlies. Dan is de vrouw zwanger.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zwangerschap voorkomen


     Voorbehoedsmiddelen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sterilisatie
Onderbreken van de zaadleiders of eileiders. 

Man: geen zaadcellen in het sperma

Vrouw: eicellen komen niet in de baarmoeder en er kunnen geen zaadcellen bij de eicel komen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

/Betrouwbare voorbehoedsmiddelen en methoden om zwangerschap te voorkomen

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Welk middel zorgt dat er geen innesteling van een bevruchte eicel kan plaatsvinden?
A
de pil
B
een spiraal
C
het condoom
D
sterilisatie van de vrouw

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk middel zorgt dat je geen eisprong krijgt?
A
de pil
B
een spiraal
C
het condoom
D
sterilisatie van de vrouw

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem zoveel mogelijk betrouwbare voorbehoedsmiddelen/methoden om een SOA te voorkomen.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk orgaan maakt het zaadvocht?
A
De teelballen (zaadballen)
B
De bijballen
C
De prostaat
D
De zaadblaasjes

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waaruit bestaat het sperma van een man na sterilisatie?
A
Uit zaadcellen, zaadvocht en prostaatvocht
B
Uit zaadcellen en zaadvocht
C
Uit prostaatvocht en zaadvocht
D
Alleen uit prostaatvocht

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voortplanting bij planten
Geslachtelijke voortplanting - er is bevruchting en er ontstaan zaden.

Ongeslachtelijke voortplanting - een stukje volwassen plant groeit uit tot een nieuwe plant.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bloemen van een plant
In de bloemen vindt de bevruchting plaats.

Daaruit ontstaan de nakomelingen = zaadjes (waaruit een plantje kan groeien).

De voortplantingscellen zitten in de bloemen:
- Zaadcellen noemen we de stuifmeelkorrels.
 - Eicellen zijn bij planten ook eicellen.


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bloem
Meeldraad
- helmdraad
- helmknop met stuifmeelkorrels

Stamper
- stempel
- stijl
- vruchtbeginsel met zaadbeginsels waarin eicellen zitten

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestuiven en bevruchten (geslachtelijke voortplanting)
Bestuiven = stuifmeel komt (door insect of wind) op de stempel 
De stuifmeelkorrel vormt een buis door de stijl naar beneden, richting de vruchtbeginsels (met daarin de eicellen).
Bevruchten = kern van stuifmeelkorrel en eicel smelten samen - bevruchte eicel

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is bevruchting bij planten?
A
Als een plant een vrucht heeft
B
Als de kern van de stuifmeelkorrel samensmelt met de kern van de eicel
C
Als de stuifmeelkorrel op de stamper komt
D
Als een plant stuifmeelkorrels heeft

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel stuifmeelkorrels zijn er volgens deze afbeelding
nodig om 6 zaden te vormen?
A
0
B
1
C
2
D
6

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je ziet een vlinder bij een bloem. Waarom vliegen vlinders van bloem naar bloem?
A
Om de plant te bevruchten
B
Om nectar te drinken
C
Om zaden te verspreiden

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Insectenbloemen (geslachtelijke voortplanting)
Insect verzamelt nectar.

Stuifmeel plakt aan insect, en plakt aan de stempel bij dezelfde/ andere bloem.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Windbloemen (geslachtelijke voortplanting)
De wind neemt het stuifmeel mee.
Komt op de stempels van andere bloemen.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ontstaan zaden en vruchten?
Na de bevruchting begint alles te groeien:
1. het vruchtbeginsel van de stamper groeit uit tot een vrucht

2. binnenin het vruchtbeginsel groeien alle zaadbeginsels waarbij de eicel is bevrucht uit tot een zaadje

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op de afbeelding zie je een windbloem.
Hebben windbloemen nectar?
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de paardenbloem een windbloem of een insectenbloem?
A
Windbloem
B
Insectenbloem

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verspreiding van de zaden (in de vruchten) 
De zaadjes (in de vruchten) moeten verspreid worden zodat ze op een geschikte plek kunnen ontkiemen.
1. verspreiding door dieren
- vruchten eten en zaadjes poepen
- vruchten met weerhaakjes die in vacht kleven
2. verspreiding door plant zelf
3. verspreiding door de wind

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ongeslachtelijke voortplanting
  1.  Stek - stukje van de plant afsnijden. 
  2.  Deling
  3. Uitlopers - stengels boven de grond, bv. aardbeien.
  4. Bol - ondergronds stuk  stengel, met rokken, tussen de rokken groeien klisters, die groeien uit tot nieuwe bollen. 
  5. Knol - ondergrondse uitlopers van stengels, bv. aardappel.
  6. Wortelstok - uit verdikkingen op wortelstokken groeien nieuwe plantjes.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies