Hoofdstuk 3 oefenopgaven
1 / 13
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Vraag 5a: Snoepfabriek Slik produceert 1,6 miljoen snoepjes per maand. De vaste kosten zijn deze maand €42.400, de variabele €53.600. Bereken de kostprijs
Slide 5 - Open vraag
Vraag 7: Mitt koopt een machine voor €11.300. De machine moet 4 jaar meegaan en is dan nog €4.200 waard. Bereken de afschrijvingen per jaar.
Slide 6 - Open vraag
Vraag 9a: Sita verkoopt deze 1750 boeketten voor gemiddeld €8,50 per stuk. De inkoopwaarde ervan bedrag €9.680. De bedrijfskosten waren deze maand €5.778. Bereken het nettoresultaat. Zet erbij of het een nettowinst of nettoverlies is.
Slide 7 - Open vraag
Vraag 16: Sanne koopt jassen in voor €38 per stuk. De brutowinstmarge is 170%. Bereken de verkoopprijs
Slide 8 - Open vraag
Vraag 17: Scooterhandelaar Marijn koopt een gebruikte scooter in voor €1.100. Hij verkoopt de scooter door. De brutowinstmarge is 45%, de btw 21%. Bereken de consumentenprijs van deze scooter
Slide 9 - Open vraag
Vraag 19: Levensmiddelen vallen onder het lage btw tarief van 6%. Zo blijven basisbehoeften voor iedereen toegankelijk. bereken wat een kar vol boodschappen van €75 (inclusief btw) had gekost als de btw 21% was geweest.
Slide 10 - Open vraag
Vraag 25: Jumbo heeft een omzet van €7,5 miljard. Van de supermarkten is alleen AH groter. Die heeft een omzet van €10 miljard. De overige supermarkten hebben samen een omzet van €15 miljard. Hoeveel bedraagt het marktaandeel in % van Jumbo
Slide 11 - Open vraag
Vraag 26: Apple verkocht vorig jaar 58 miljoen smartphones. Daarmee had het bedrijf een marktaandeel van 23%. Bereken het aantal smartphones dat vorig jaar is verkocht.
