Grammar past perfect one and ones goede versie

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

0

Slide 3 - Video

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Mama, life ... just ...,

Slide 9 - Open vraag

Sometimes I wish that it ...just ...,

Slide 10 - Open vraag

When I arrived at the cinema, the film .... (start).

Slide 11 - Open vraag

She .... (live) in China before she went to Thailand.

Slide 12 - Open vraag

After they ... (eat) the shellfish, they began to feel sick.

Slide 13 - Open vraag

When we ... (finish) dinner, we ... (go) out.

Slide 14 - Open vraag

The referee ... (to pull) a red card, because the player ... (to make) a foul.

Slide 15 - Open vraag

Her coach got mad because she ...... (miss) her training.

Slide 16 - Open vraag

When she .....(arrive) in Paris, she ......(check) into the hotel at once.

Slide 17 - Open vraag

Before they went to Paris they ....(train) very hard

Slide 18 - Open vraag

When Celine ......(join) the team, she ....(already/play) in another team.

Slide 19 - Open vraag

After she ......(sign) a contract, she ......(start) her training again.

Slide 20 - Open vraag

Past perfect

Slide 21 - Woordweb

Slide 22 - Video

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link

Slide 25 - Link

Slide 26 - Link

Slide 27 - Tekstslide

one en ones
Je gebruikt deze woorden om herhaling van een eerdergebruikt woord te voorkomen.

We are looking for a new bike. Perhaps one in white?
Wauw! I really like those flowers. Especially the ones in pink.

Slide 28 - Tekstslide

one / ones

Je gebruikt one bij woorden in het enkelvoud/meervoud.
Je gebruikt ones bij woorden in het enkelvoud / meervoud.

Slide 29 - Tekstslide

Gebruik one/ones
Na deze woorden kun je one/ones gebruiken:
- een bijvoeglijk naamwoord
- which
- this/ that/ these / those
- als zelfstandig naamwoord

Slide 30 - Tekstslide

Examples
There are big problems and small ones (na bijvoeglijk nw).
I have to read a book. Which one should I pick? (na which)
Do you like thrillers? This one is a must-read.
(na this/that/these/those)

Muffins? I like the ones with chocolate best.
(als zelfstandig nw)

Slide 31 - Tekstslide

The new smartphones are much faster than the old ______.
A
one
B
ones

Slide 32 - Quizvraag

This bag is very old. I need a new ____.
A
one
B
ones

Slide 33 - Quizvraag

If you buy two shirts, you get the third _____ for free!
A
one
B
ones

Slide 34 - Quizvraag

We missed the train to Brighton. When is the next ............?
A
one
B
ones

Slide 35 - Quizvraag

Videos that are watched most on Youtube are the ... with stupid cats.
A
one
B
ones

Slide 36 - Quizvraag