11.3 zwangerschap

Zwangerschap
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Zwangerschap

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
-Deel 1 van paragraaf 11.3
     uitleg
     zelf werken

-Voor in je agenda:
          PROEFWERK 11.1, 11.2 en 11.3 OP WOENSDAG 11 MEI

Slide 2 - Tekstslide

leerdoelen 11.3:
1 Hoe veranderen moeder en kind?
2 Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?
3 Hoe stroomt het bloed in het kindje?
4 Hoe gaat de bevalling?
5 Hoe ontstaat een tweeling?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Hoe veranderen
moeder en kind?

Veranderingen bij het kind:
  • In de eerste 12 (+/-3maanden) weken: embryo. Alle organen van het embryo worden gevormd. 

  • Na 12 tot +/-40 weken (3 t/m 9 maanden): foetus. De meeste organen zijn nu gevormd, het kindje groeit nu vooral.

De ontwikkelingen in de eerste 12 weken

Slide 5 - Tekstslide

Hoe veranderen
moeder en kind?

Veranderingen bij de moeder:
  • In de eerste 12 weken niet veel te zien aan de buik van de vrouw te zien. Wel moe en trek in eten
  • buik wordt dikker na 20 weken en kan het kindje voelen bewegen
  • kindje blijft groeien, daardoor komen de organen in verdrukking
  • melkklieren in de borsten groeien, de vrouw kan de baby na de geboorte moedermelk geven
De ontwikkelingen in de eerste 12 weken

Slide 6 - Tekstslide

Zwangerschap

Slide 7 - Tekstslide


vruchtwater en vruchtvliezen
Om het embryo heen zitten vruchtvliezen en vruchtwater.
Deze beschermen het embryo tegen:
*stoten,
*uitdroging en
*temperatuurswisseling.

In het vruchtwater kan het kind zich makkelijk bewegen.


Tekst
Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?

Slide 8 - Tekstslide

navelstreng,
placenta (moederkoek)
De navelstreng:
verbindt het embryo met de placenta.
Door bloedvaten stroomt bloed van het
embryo naar de placenta en terug.

Placenta of Moederkoek:
Deel van de baarmoederwand waar stoffen worden uitgewisseld:
  •  De stoffen die het kindje nodig heeft, zuurstof en voedingsstoffen, gaan van het bloed van de moeder naar het bloed van het kindje.
  • De afvalstoffen van het kindje, zoals koolstofdioxide, gaan van het bloed van het kindje naar het bloed van de moeder.

Tekst
Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?

Slide 9 - Tekstslide

hoe leeft het kindje in de baarmoeder
bloedvaten van de baby en de moeder komen niet met elkaar in aanraking. Uitwisseling van stoffen gebeurt in de placenta (moederkoek)

Slide 10 - Tekstslide

Welke stoffen zijn schadelijk voor de baby?

*sommige schadelijke stoffen zoals drugs, alcohol en nicotine kunnen via de placenta bij het kindje komen;
*hierdoor kan het kind minder goed groeien en kunnen de hersenen minder goed ontwikkelen;   in ernstige gevallen kan het kind zelfs dood gaan;
*een ongeboren baby die door afwijkingen of ziekte overlijdt in de baarmoeder
noemen we een miskraam; {tijdens de eerste 12 weken grotere kans}

Bij het Foetaal Alcohol Syndroom (FAS) krijgt het ongeboren kind
via de moeder zoveel alcohol binnen dat de hersenen niet voldoende
ontwikkelen. Dat kun je in de foto hiernaast zien.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Nu en huiswerk

-Lees tekstboek blz 139 t/m 142 (tot 'hoe gaat bevalling')
-Maak van paragraaf 11.3 de opdrachten  1 t/m 16 

Slide 13 - Tekstslide

11.3 - Zwangerschap

Slide 14 - Tekstslide

Vandaag
-Mededeling docent
-Terugblik deel 1 van 11.3 a.d.h.v. leerdoelen
-Deel 2 van paragraaf 11.3
     uitleg
     zelf werken
-Voor in je agenda:
          PROEFWERK 11.1, 11.2 en 11.3 OP WOENSDAG 11 MEI

Slide 15 - Tekstslide

leerdoelen 11.3:
1 Hoe veranderen moeder en kind?
2 Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?
3 Hoe stroomt het bloed in het kindje?
4 Hoe gaat de bevalling?
5 Hoe ontstaat een tweeling?

Slide 16 - Tekstslide

Hoe gaat de bevalling?

Een zwangerschap duurt gemiddeld 40 weken. Als het kindje met het hoofd naar beneden ligt, naar de baarmoedermond toe, gaat de bevalling het gemakkelijkst.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Fasen van de bevalling
De bevalling begint met weeën: 
bij een wee trekken de spieren in de baarmoederwand samen;
de baarmoedermond gaat door weeën open

1. ontsluiting: eerste fase van de bevalling; opengaan van de baarmoedermond door weeën

2. uitdrijving: begint als de baarmoeder ver genoeg open is (ontsluiting); sterke persweeën duwen de baby naar buiten, dit is de geboorte

3. nageboorte: laatste fase van de bevalling; een wee duwt de placenta met vruchtvliezen en de rest van de navelstreng naar buiten

Slide 19 - Tekstslide

Drie fasen van de bevalling

Slide 20 - Tekstslide

Ontsluiting
• Door weeën gaat de baarmoedermond open 
• Vruchtvliezen breken

Slide 21 - Tekstslide

Uitdrijving
• Als de baarmoedermond ver genoeg open is 
• Pers weeën duwen de baby naar buiten

Slide 22 - Tekstslide

Nageboorte
Wee duwt de moederkoek, vruchtvliezen en de rest van de navelstreng naar buiten

Slide 23 - Tekstslide

Hoe ontaat een tweeling?

Een eeneiige tweeling:
ontstaan uit één eicel en één zaadcel.

    Een twee-eiige tweeling:
ontstaan uit twee eicellen en twee zaadcellen.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Nu en huiswerk

-Lees tekstboek blz 142 t/m 144
-Maak van paragraaf 11.3 de opdrachten  17 t/m 23

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

0

Slide 29 - Video

De opgezogen zaadcellen worden in een laboratorium gebruikt voor de bevruchting van eicellen. Dit wordt reageerbuisbevruchting of IVF genoemd. Uit bevruchte eicellen ontstaan embryo’s waarvan er één of twee in het voortplantingsstelsel van de vrouw gebracht worden.
Hoe heet het deel van het voortplantingsstelsel waar embryo’s dan ingebracht worden?
A
Eileider
B
Baarmoeder
C
Vagina
D
Eierstok

Slide 30 - Quizvraag

Waarom zijn weeën noodzakelijk als een baby geboren moet worden?

Slide 31 - Open vraag

Hoe krijgt een embryo halverwege de zwangerschap zuurstof?
A
Via zijn/haar longen
B
Via het vruchtwater
C
Via de placenta
D
Het embryo heeft geen zuurstof nodig

Slide 32 - Quizvraag

Wat gebeurt er bij de nageboorte?

Slide 33 - Open vraag

Welke stoffen gaan vanuit de foetus naar de moeder toe?
A
Koolstofdioxide
B
Zuurstof
C
Water
D
Voedingsstoffen

Slide 34 - Quizvraag

Heb je nog vragen?
 

Slide 35 - Tekstslide

Heb je nog vragen?

Slide 36 - Woordweb

van embryo naar foetus
van bevruchting tot week 12 is het een enmbryo

vanaf week 12 tot e bevslling is het een foetus

Slide 37 - Tekstslide

Hoe veranderd moeder:
De eerste 12 weken is er weinig te zien. 
Wel kunnen ze: moe, misselijk zijn en trek in ander eten krijgen.
Bij 20 weken wordt de buik van de moeder dikker.
Organen van de moeder komen in verdrukking 
Gevolg: vaker naar wc 
De borsten worden groter(melkklieren groeien)

Slide 38 - Tekstslide

Ziekteverwekkers en schadelijke stoffen
Via de moederkoek kunnen ook de ziekteverwekkers en schadelijke stoffen binnen komen
Zoals: rode hond, nicotine, alcohol, medicijnen en drugs.
Baby's kunnen hierdoor: afwijkingen krijgen, slechter gaan groeien, zelfs doodgaan(miskraam)

Slide 39 - Tekstslide

prenataal onderzoek
  • 10 weken echo (uitgerekende datum bepalen)
  • combinatietest:  bloedonderzoek en nekplooimeting (down)
  • NIPT: bloedonderzoek/DNA baby (erfelijke afwijkingen)
  • 20 weken echo (aangeboren afwijkingen + geslacht)

                     pretecho:

Slide 40 - Tekstslide

Nageboorte

Slide 41 - Tekstslide