Les 2: Leenheren en leenmannen

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

H5 Monniken en ridders

  §5.1 Leenheren en leenmannen

Planning vandaag

1. Terugblik (Leenstelsel)
2. Uitleg: Verdeeldheid en onveiligheid
3. Huiswerk
   
4. Afsluiting

Leerdoelen:

Aan het einde van deze les kun je:

1. uitleggen hoe het Frankische rijk werd bestuurd;
   
2. uitleggen aan de hand van een voorbeeld hoe het leenstelsel werkte;
3. uitleggen waardoor er verdeeldheid en onveiligheid ontstond in het rijk.

Je bent stil en luistert naar elkaar

(tenzij de docent jou de beurt geeft)

Bij een vraag steek je hand op

(roep dus niet door de klas)

Huiswerk:

§5.1: Leenheren en Leenmannen

Opdracht: 5 t/m 9 (geen 8)

WB: blz. 119 t/m 121

Tijd: 1 min

Huiswerk van de vorige keer is :

1.4 leven langs de Nijl

Opdracht 1 t/m 4

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De man helemaal links op de afbeelding is Karel de Grote.

1. Goed
2. Fout

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?

1. De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
2. De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
3. De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
4. De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Welke plicht heeft een leenman?

1. Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
2. Hij moet elke ochtend vroeg opstaan.
3. Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer.
4. Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.

Tijdlijn: Frankische Rijk (Deel 2)

•  800 n.C.: Karel de Grote wordt keizer over Frankische rijk

•  814 n.C: Karel de Grote overlijd, Lodewijk de Vrome (zoon)                                                      wordt nieuwe keizer.

•   Na 814 n.C.: Onder het gezag van een aantal zwakkere vorsten                                                     ontstond er verveeldheid en viel het rijk uiteen in twee                                            rijken (Oost en West --> nu Frankrijk en Duitsland).

Veranderende verhouding Leenheer - Leenman

• Onder zwakke koningen namen de adel de macht over in het leenstelsel 

Veranderende verhouding Leenheer - Leenman

• Onder zwakke koningen namen de adel de macht over in het leenstelsel 

'De grond is van ons!!!'

Veranderende verhouding Leenheer - Leenman

• Onder zwakke koningen namen de adel de macht over in het leenstelsel 

'De grond is van ons!!!'

' De koning heeft niets te zeggen!!!'

Veranderende verhouding Leenheer - Leenman

• Onder zwakke koningen namen de adel de macht over in het leenstelsel 

'De grond is van ons!!!'

' De koning heeft niets te zeggen!!!'

'Onze macht werd erfelijk.'

Veranderende verhouding Leenheer - Leenman

• Onder zwakke koningen namen de adel de macht over in het leenstelsel 

'De grond is van ons!!!'

' De koning heeft niets te zeggen!!!'

'Wij benoemen stiekem ook leenmannen.'

'Onze macht werd erfelijk.'

Veranderende verhouding Leenheer - Leenman

• Onder zwakke koningen namen de adel de macht over in het leenstelsel 

'De grond is van ons!!!'

' De koning heeft niets te zeggen!!!'

'Wij benoemden stiekem ook leenmannen.'

Gevolg: Verdeeldheid en onveiligheid

'Onze macht werd erfelijk.'

.

Vikingen plunderen Europese steden 

Roversbenden trekken door Europa

                   Gevolg

Edelen bouwen kastelen

Ridders en voetsoldaten

1. Karel de Grote woonde in Duitsland.
2. Hij hoorde bij de Franken.

1. Beide zijn goed
2. Beide zijn fout
3. 1 is goed en 2 en fout
4. 1 is fout en 2 is goed

1. Karel werd in 900 koning
2. Karel werd ook tot keizer gekroond.

1. Beide zijn goed
2. Beide zijn fout
3. 1 is goed en 2 en fout
4. 1 is fout en 2 is goed

Karel de Grote gebruikte zijn leger om

1. oorlogen te winnen
2. zijn post rond te brengen
3. bewapende mannen op te tillen
4. om op zijn kinderen te passen

Voor zijn ridders was Karel de Grote de leenheer.

1. Goed
2. Fout

Een leenman splitste vaak zijn land weer in kleinere stukken land in leen aan lagere edelen.

1. Goed
2. Fout

1. Het leenstelsel zorgde voor onrust in het land.
2. In 814 stierf Karel de Grote.

1. Beide zijn goed
2. Beide zijn fout
3. 1 is goed en 2 en fout
4. 1 is fout en 2 is goed

De middeleeuwen beginnen in het jaar

1. 200
2. 400
3. 1500
4. 500

Welke jaartallen horen bij de middeleeuwen?

1. 500-1500
2. 1000-1500
3. 500-1000
4. 0-500

Wat is geen oorzaak voor de onveiligheid in Europa in de 9e en 10e eeuw?

1. De zwakke koningen
2. De aanvallen van de Vikingen
3. De politieke verdeeldheid
4. Struikrovers

§5.1: Leenheren en Leenmannen

Opdracht:  1 t/m 3 + 5, 6, 7 & 9 

WB: blz. 119 t/m 121

Je bent stil en luistert naar elkaar

(tenzij de docent jou de beurt geeft)

Bij een vraag steek je hand op

(roep dus niet door de klas)

Huiswerk:

Tijd: 1 min

Huiswerk van de vorige keer is :

1.4 leven langs de Nijl

Opdracht 1 t/m 4

Les 2: Leenheren en leenmannen