- ik leer nog andere strategieën kennen wat ik kan gebruiken om te leren.
leren leren; woordjes stampen deel 1
- Met LessonUp
Biologie
-Over welke leer strategieën is het gegaan vandaag?
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1
In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
- ik leer nog andere strategieën kennen wat ik kan gebruiken om te leren.
leren leren; woordjes stampen deel 1
- Met LessonUp
Biologie
-Over welke leer strategieën is het gegaan vandaag?
Slide 1 - Tekstslide
LGO les 11.4: woordjes stampen deel 2
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Leren
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Als je aan het leren bent en je wilt jezelf toetsen helpt het niet om de tekst nog een keer door te lezen.
Nee, je moet echt actief aan de slag met de stof.
Flitskaarten
Op een flitskaart schrijf je aan de ene kant het begrip of het woord en aan de andere kant de betekenis.
Bijvoorbeeld bij het vak Engels
voorkant kaartje: game = spel, op achterkant kaartje
voorkant kaartje: teacher = leraar, op achterkant kaartje
Je kunt zelf heel makkelijk flitskaarten maken door een a4'tje in kaartjes te knippen. Dat ga je hieronder moeten doen!
Stap 1: Schrijven
Schrijf op de voorkant van een flashcard een woord, definitie of vraag op en aan de achterkant het antwoord. Omdat je zelf schrijft onthoud je de stof sneller en beter dan dat je het typt.
Stap 2: Leren
Vervolgens kun je met de flashcards gaan leren. Pak je stapel cards en beantwoord ze stuk voor stuk. Ken je een card? Dan leg je hem apart.
Stap 3: Herhalen
Je leert alleen elke dag de flashcards die je nog niet kent. Heb je een flashcard die je wel kent? Dan leer je die om de drie of vijf dagen. Heb je een flashcard die je nog niet kent? Die leer je elke dag.
Flitskaarten
Slide 8 - Tekstslide
Door te schrijven en verbanden te leggen in de gelezen of bekeken stof onthoud je het beter. Dit kun je dus doen door flitskaarten te maken.
Stap 1: Pak je Aardrijkskundeboek. Blader naar hoofdstuk 3, waar je nu bent. En zoek de woordenlijst op
Stap 2: Maak 11 flitskaarten bij dit hoofdstuk. Pak een A4 en knip 10 kleinere vierkanten.
Stap 3: Schrijf het begrip op de voorkant en de betekenis achterop.
Flitskaarten
Slide 9 - Tekstslide
Stap 4: We maken nu 2-tallen en maken van de kaartjes 1 grote stapel (in totaal 22 kaartjes dus)
Stap 5: Pak het bovenste kaartje en zeg de betekenis hardop. Heb je deze goed dan leg je deze op de stapel van goed. Heb je deze fout dan leg je deze op de stapel van fout.
Stap 6: Herhaal als laatst alle woordjes om te ontdekken of je het echt kent.
Na het spel weet je welke woorden je extra aandacht moet geven. Die liggen op de stapel: niet goed.
Flitskaarten
Slide 10 - Tekstslide
methode 2 Flapmethode
Vel dubbelvouwen.
Links het Nederlandse woord, rechts de Franse betekenis.
Vel dubbelvouwen.
Oefen beide kanten op!
Schrijf de woordjes ook op.
Slide 11 - Tekstslide
Techniek 4: leren met een website of app
Kies een website of app waar je de woordjes mee wilt leren. Bijvoorbeeld www.wozzol.nl, www.wrts.nl of www.quizlet.com
Voer de lijst met woordjes die je moet leren en de vertalingen in.
Je kunt ook kijken of iemand anders deze lijst er al in heeft gezet, maar dan moet je deze wel goed controleren
Oefen de woordjes met de website of app. De meeste websites of apps bieden verschillende manieren aan om te oefenen, bijvoorbeeld als meerkeuzevragen, flitskaarten, puzzel of toets. Probeer er een paar uit.
Slide 12 - Tekstslide
Hoe vaak moet je met een woord of begrip bezig zijn om dit te kunnen onthouden?
A
3
B
9
C
5
D
7
Slide 13 - Quizvraag
Hoe leer jij nu woordjes of begrippen?
Slide 14 - Open vraag
Je hebt nu verschillende manieren gezien om woordjes te leren. Welke ga jij gebruiken?