2.1 Jouw inkomsten en uitgaven

2.1 Jouw inkomsten en uitgaven
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

2.1 Jouw inkomsten en uitgaven

Slide 1 - Tekstslide

Je leert in deze paragraaf:
1) wat voor soort inkomen je kunt hebben.
2) welke groepen uitgaven er zijn.
3) hoe je bedragen omrekent van week naar maand en omgekeerd.
4) hoe je een begroting van je inkomsten en uitgaven maakt.

Slide 2 - Tekstslide

Soorten inkomens

Slide 3 - Tekstslide

Je leert in deze paragraaf:
1) wat voor soort inkomen je kunt hebben. 
2) welke groepen uitgaven er zijn.
3) hoe je bedragen omrekent van week naar maand en omgekeerd.
4) hoe je een begroting van je inkomsten en uitgaven maakt.

Slide 4 - Tekstslide

Maak opdracht
1, 2, 3, 4 (blz. 44+45)
Tijd: 3 minuten 
Werkvorm: Zelfstandig, overleg op fluistertoon met buurman/vrouw toegestaan
Klaar: Maak opdracht 4 en 5.
timer
4:00

Slide 5 - Tekstslide

Soorten uitgaven

Slide 6 - Tekstslide

Je leert in deze paragraaf:
1) wat voor soort inkomen je kunt hebben. 
2) welke groepen uitgaven er zijn.
3) hoe je bedragen omrekent van week naar maand en omgekeerd.
4) hoe je een begroting van je inkomsten en uitgaven maakt.

Slide 7 - Tekstslide

Maak opdracht
5, 6, 7a, 8 (blz. 46)
Tijd: 3 minuten 
Werkvorm: Zelfstandig, overleg op fluistertoon met buurman/vrouw toegestaan
Klaar: spelletje met je buurman/vrouw
timer
4:00

Slide 8 - Tekstslide

omrekenen van week naar maand

Slide 9 - Tekstslide

omrekenen van maand naar week

Slide 10 - Tekstslide

Je leert in deze paragraaf:
1) wat voor soort inkomen je kunt hebben. 
2) welke groepen uitgaven er zijn.
3) hoe je bedragen omrekent van week naar maand en omgekeerd.
4) hoe je een begroting van je inkomsten en uitgaven maakt.

Slide 11 - Tekstslide

Maak opdracht
9 t/m 14 (blz. 47+48)
Tijd: 3 minuten 
Werkvorm: Zelfstandig, overleg op fluistertoon met buurman/vrouw toegestaan
Klaar: 15 t/m 17
timer
4:00

Slide 12 - Tekstslide

Begroting maken

Slide 13 - Tekstslide

Je leert in deze paragraaf:
1) wat voor soort inkomen je kunt hebben. 
2) welke groepen uitgaven er zijn.
3) hoe je bedragen omrekent van week naar maand en omgekeerd.
4) hoe je een begroting van je inkomsten en uitgaven maakt.

Slide 14 - Tekstslide

Maak opdracht
15, 16, 17 (blz. 47+48)
Tijd: 3 minuten 
Werkvorm: Zelfstandig, overleg op fluistertoon met buurman/vrouw toegestaan
Klaar: 15 t/m 17
timer
4:00

Slide 15 - Tekstslide