B4 GR: pers+bez vnw


Goedemorgen allemaal!

- Ga zitten
- Start je laptop op
- Inloggen in LessonUp



timer
3:00
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


Goedemorgen allemaal!

- Ga zitten
- Start je laptop op
- Inloggen in LessonUp



timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Afspraken

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
1. Herhaling meewerkend voorwerp
2. Herhaling woordsoorten (ww, znw, bnw, lw, vz)
3. Uitleg persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
4. Oefenen blok 4 grammatica

Doel: 
- Na deze les hebben we de woordsoorten en het meewerkend voorwerk (van gisteren) herhaald.
- Na deze les hebben we geoefend met het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Slide 3 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Aan/voor wie?
Ik koop bloemen voor mijn vriendin.
De politie geeft de boete aan de overtreder.
Mijn zusje en ik bakken opa een taart.

Slide 4 - Tekstslide

De leerlingen geven het huiswerk aan de docent.
A
Aan de docent
B
De docent
C
Geven
D
De leerlingen

Slide 5 - Quizvraag

Herhaling woordsoorten

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoorden: doe woorden
Wat is het werkwoord in onderstaande zin?
Ik loop naar school.

Slide 7 - Open vraag

Zelfstandig naamwoord: mensen, dieren, dingen, namen
Wat is het zelfstandig naamwoord in onderstaande zin?

De kat eet het voer

Slide 8 - Open vraag

Lidwoorden: de, het, een
Wat zijn de lidwoorden in onderstaande zin?

De puppy eet het gras.

Slide 9 - Open vraag

Bijvoeglijk naamwoord: zegt wat over het woord erna.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in onderstaande zin?

De rode auto vliegt door de bocht.

Slide 10 - Open vraag

Voorzetsel: op, naast, in, achter, enz
Wat is het voorzetsel in onderstaande zin?

Het bange vogeltje verstopt zich achter de boom.

Slide 11 - Open vraag

Persoonlijk voornaamwoord

- verwijst naar mensen, personen


Wij lopen naar de klas.
Zij slaat haar.
Ik kijk naar hem.

Slide 12 - Tekstslide

Zij lopen samen naar huis.

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
A
lopen
B
samen
C
wij
D
zij

Slide 13 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord

- Het is een bezit
- Eigendom van iemand


Dat is mijn pen.
Haar auto is snel.
Ons huis is groot.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

We gaan straks naar mijn huis om te gamen.

Slide 15 - Open vraag

Blok 4
Grammatica
Opdr. 4.6
Opdr. 4.7
Opdr. 4.8 

Klaar? 4.4. en 4.5 afmaken van gisteren

Slide 16 - Tekstslide