4. Kabinet en parlement

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze les kun je uitleggen:
1. Wat de macht van het parlement is.
2. Waarom Nederland een democratie is.
3. Wat het verschil tussen kabinet en regering is.
4. Welke taken de regering allemaal heeft.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

bestuurt en deel van de samenleving
ministers en staatssecretarissen samen
De ministers en de koning
onderminister die helpt te besturen 
MINISTER
STAATSSECRETARIS
KABINET
Regering

Slide 9 - Sleepvraag

Maak de goede combinaties tussen het begrip en de betekenis.
Staatshoofd
minister-president
minister
regering
kabinet
regeerakkoord
Persoon met het hoogste gezag in een land.
Persoon die het hoofd van het kabinet is.
Persoon die verantwoordelijk is voor een deel van de overheid.
koning en ministers
ministers en staatssecretarissen
dagelijks bestuur van Nederland
Document met belangrijkste doelen van het kabinet.

Slide 10 - Sleepvraag

Wie zit er NIET in het Kabinet?
A
minister-president
B
minister
C
het staatshoofd
D
staatssecretaris

Slide 11 - Quizvraag

kabinet
Regering
de koning en ministers
Ministers en staatssecretarissen

Slide 12 - Sleepvraag

Regering
A
ministers en koning
B
de Tweede Kamer
C
de Eerste en Tweede kamer
D
De mensen die de koning controleren

Slide 13 - Quizvraag

kabinet
A
Regering zonder de koning.
B
Hoofd (=leiding) van de provincie.
C
Voorzitter van de Provinciale Staten.
D
Mensen die zich bezig houden met de dagelijkse leiding van een provincie.

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

De koning heeft.....
A
Veel macht
B
Vrijwel geen macht
C
Veel te zeggen
D
De belangrijkste positie

Slide 17 - Quizvraag

Wat is GEEN taak van de koning?
A
Handtekening onder wetten zetten
B
De troonrede voorlezen op Prinsjesdag
C
Onderdeel zijn van de regering
D
Wetten bedenken

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video

Aan de slag
Wat?  maken politiek paragraaf 4 opdracht 1 t/m 8
Hoe?  Individueel
Hulp? Kom je er niet uit? Dan vragen aan de docent 
Tijd?  20 minuten. 
Klaar? Maken test jezelf -> dan iets voor jezelf doen
timer
1:00

Slide 20 - Tekstslide