WH-Questions (T3)

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

WH-QUESTIONS

Sleep de gele kaartjes naar de juiste vertaling

WAT

WELKE

WIE

WAAROM

WAAR

WANNEER

HOE

HOW

WHO

WHAT

WHY

WHEN

WHICH

WHERE

WH-QUESTIONS

De 'WH-questions' zijn Engelse vragen die beginnen met

 de volgende woorden: 

what - which - who- why - where - when - how

Deze woorden worden aan het begin van de vraag gebruikt om specifiek ergens iets over te vragen.

Ze heten 'WH-questions' omdat de meeste woorden die aan het begin staan van zo'n vraag beginnen met WH.

WH-QUESTIONS

"What" (wat): bij vragen naar informatie over iets of keuzes met veel mogelijkheden

EXAMPLE: 

What is your favourite food?

What drink do you like the most?

"Which" (welke): bij vragen naar een keuze

EXAMPLE: 

Which drink do you like the most, Fanta or Sprite?

WH-QUESTIONS

"Who" (wie): bij vragen naar een persoon

EXAMPLE: 

Who is that girl at the door?

"Why" (waarom): bij vragen naar een reden

EXAMPLE: 

Why did you do that?

WH-QUESTIONS

"Where" (waar): bij vragen naar een plaats

EXAMPLE: 

Where were you born?

"When" (wanneer): bij vragen naar een tijdstip

EXAMPLE: 

When is your birthday?

WH-QUESTIONS

En als laatste, het enigste vraagwoord dat niet met 'WH' begint:

"How" (hoe): bij vragen naar een instructie of gevoelens

EXAMPLE: 

How does that work?

How are you feeling?

Ik wil iets weten over de plaats of locatie.
Welke gebruikt ik?

1. Who
2. When
3. Why
4. Where

Ik wil iets weten over de tijd.
Welke gebruik ik?

1. Who
2. When
3. Why
4. Where

Ik wil iets weten over iemand.
Welke gebruik ik?

1. What
2. When
3. Who
4. Where

Ik wil iets weten over de reden om iets te doen.
Welke gebruik ik?

1. Why
2. Where
3. When
4. How

Ik wil iets weten over dingen, ideeën en acties.
Welke gebruik ik?

1. Why
2. Where
3. When
4. What

Wanneer ik een vraag maak met zo'n vraagwoord, waar staat deze dan?

1. Einde van de zin
2. Begin van de zin
3. Halverwege de zin
4. Voor het werkwoord

Maak af:
_____ is your name?

1. Who
2. Where
3. What
4. When

Maak af:
_____ are you going? We're not done yet!

1. Where
2. What
3. Who
4. How

Maak af:
_____ did you invite to the party? Is Lisa coming too?

1. When
2. Where
3. Why
4. Who

Maak af:
_____ aren't you allowed to go to the supermarket alone? It's super safe!

1. Who
2. Why
3. When
4. How

Maak af:
_____ does this device work? I don't get it!

1. Why
2. How
3. When
4. What

Maak af:
_____ did you go after school? Did you visit your grandma?

1. Where
2. What
3. Why
4. How

Bedenk drie vragen met één van de WH-vraagwoorden die je geleerd hebt deze les.

DO AT HOME

Lestaak 12: Unit 3 India - WH-Questions & Vocabulary

Deze lestaak moet vóór de volgende les, a.s. vrijdag 26 februari, gemaakt en ingeleverd zijn!