4V_T3_BS3

T3 Genetica
BS 3
4V
18-01-2023

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

T3 Genetica
BS 3
4V
18-01-2023

Slide 1 - Tekstslide

3.3 monohybride kruisingen
mono = één => kruising waarbij je kijkt naar de overerving van één eigenschap, je noteert de genotypen
notatie: 
stap 1: P (oudergeneratie):     AA x aa
stap 2: geslachtscellen:          A en a
stap 3: F1 (eerste generatie): Aa (100%)
hulpmiddel: kruisingsschema

Slide 2 - Tekstslide

kruisingsschema:
P:

Slide 3 - Tekstslide

hoe groot is kans op een heterozygote nakomeling bij de kruising Aa x Aa?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 4 - Quizvraag

hoe groot is de kans op een dominant fenotype bij de kruising Aa x aa?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 5 - Quizvraag

hoe groot is de kans op een homozygoot genotype bij de kruising Aa x Aa?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 6 - Quizvraag

hoe groot is de kans op een dominant fenotype bij de kruising Aa x Aa?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 7 - Quizvraag

hoe groot is de kans op een intermediair fenotype bij de kruising ArAw x ArAw?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 8 - Quizvraag

P: ArAw x ArAw
geslachtscellen: Ar en Aw / Ar en Aw
F1: ArAr (25%), AwAw (25%), ArAw (50%)

Slide 9 - Tekstslide

Ouders met bloedgroep A hebben twee kinderen. De eerste heeft bloedgroep 0. Hoe groot is de kans dat de tweede bloedgroep A heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 10 - Quizvraag

P: IAi x IAi
geslachtscellen: IA en i / IA en i
F1: IAIA (25%), IAi (50%), ii (25%)
bloedgroep A: IAIA + IAi = 25% + 50% = 75%

Slide 11 - Tekstslide

stambomen: betekenis van de symbolen

Slide 12 - Tekstslide

Is het gen voor de ziekte dominant of recessief?

Slide 13 - Tekstslide

Is het gen voor de ziekte dominant of recessief?
A
dominant
B
recessief

Slide 14 - Quizvraag

Is het gen voor de ziekte dominant of recessief?
Dominant of recessief?
--> zoek 2 ouders met dezelfde eigenschap, die een kind krijgen die de eigenschap niet heeft. In dit voorbeeld is dat bij kruising E. Daar hebben de ouders (nummer 9 en 10) allebei de ziekte. Ze krijgen een kind (nummer 19) die de ziekte niet heeft. Dit kan alleen maar als de ziekte dominant is. Zou de ziekte namelijk recessief zijn, dan zouden de ouders allebei het genotype aa moeten hebben. Dan kunnen ze alleen kinderen krijgen met het genotype aa.

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het genotype van kind 19?

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het genotype van kind 19?
A
AA
B
Aa
C
aa

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het genotype van kind 19?
Genotype kind 19?
Kind 19 heeft genotype aa. Dit weet je, omdat het gen voor de ziekte dominant is, en daarom ben je alleen gezond als je beide recessieve allelen hebt (aa dus)

Slide 18 - Tekstslide

is de        vrouw homozygoot of heterozygoot?

Slide 19 - Tekstslide

is de vrouw homozygoot of heterozygoot?
A
homozygoot
B
heterozygoot

Slide 20 - Quizvraag

is de        vrouw homozygoot of heterozygoot?

Slide 21 - Tekstslide

is de vrouw homozygoot of heterozygoot?
A
homozygoot
B
heterozygoot

Slide 22 - Quizvraag

verwerking
  • les 1: maak opdracht 19, 22-24, 26, 27, 30
  • les 2: 35, 37, 38, 39

Slide 23 - Tekstslide