9.3

Schooljaar 2023 -2024
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Schooljaar 2023 -2024

Slide 1 - Tekstslide

Aanwezigheidscontrole + Huiswerkcontrole

Slide 2 - Tekstslide

Planning tweede periode

Slide 3 - Tekstslide

Deze les:
- Terugblik 9.2
- Keuze uitleg leerdoelen 9.3
- Zelfstandig werken 9.2
Huiswerk donderdag 9 november:
Maken + nakijken:  9.3 1 t/m 24
Leren: Bron 3 + begrippen

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik leerdoelen 9.2
  1. Je kunt uitleggen hoe en door wat je besmet kunt raken
  2. Je kunt uitleggen hoe je lichaam ziekteverwekkers herkent en bestrijd.

Slide 5 - Tekstslide

Opperhuid
12
Hoornlaag
9
Kiemlaag
10
Tastknopje - Tastzintuig
13
Zweetporie
14
Haar
1
Twee delen:
Lederhuid en Onderhuids bindweefsel
11
Pijnpunt
4
Zweetklier
5
Drukzintuig
6
Zenuw
7
Vetweefsel
8
Talgklier
3
Bloedvaten
2
Haarzakje
16
Leer de onderdelen van de huid
Haarspiertje
15
timer
2:00

Slide 6 - Tekstslide

Zet de woorden op de juiste plek in het plaatje
hoornlaag
kiemlaag
onderhuidsbindweefsel
lederhuid
zintuigcellen
haar
haarspiertje
zweetklier
bloedvat
vet

Slide 7 - Sleepvraag


Juna zegt: Iemand wordt altijd ziek als er micro-organismen binnendringen.
Nova zegt: Als je ziekteverwekkers in je lijf hebt hoef je niet ziek te zijn, wel ben je besmet. 
Wie heeft er gelijk?
A
Juna
B
Nova
C
Juna & Nova
D
Geen van beiden

Slide 8 - Quizvraag


Hoe noem je de eiwitten op een ziekteverwekker?
A
antistoffen
B
lichaamseigen
C
antigenen
D
lichaamsvreemd

Slide 9 - Quizvraag

Verbind de plaatjes met de juiste tekst.
Ziekteverwekkers met antigenen
Witte bloedcellen ontwerkpen passende antistof
Witte bloedcellen die de juiste antistoffen maken gaan zich snel delen, er komen veel antistoffen in het bloed.
Antistoffen koppelen ziekteverwekkers aan elkaar.
Vreetcellen ruimen de gekoppelde ziekteverwekkers op.

Slide 10 - Sleepvraag


Waarom wordt je niet ziek als je voor een 2de keer door een ziekteverwekker wordt besmet?
A
Je kunt niet meer geïnfecteerd worden.
B
Je geheugencellen herkennen de ziekteverwekker en schakelen hem uit.
C
De ziekteverwekker kan niet meer in je lichaam komen.
D
Je lichaam is aan de ziekteverwekker gewend en wordt dus niet meer ziek.

Slide 11 - Quizvraag


Twee mensen raken besmet met het waterpokkenvirus. De een heeft als kind waterpokken gehad, de ander niet. Welke lijn hoort bij degene die nog nooit waterpokken heeft gehad?
A
Lijn B, hij wordt gelijk heel ziek.
B
Lijn B, hij maakt veel meer antistoffen aan.
C
Lijn A, het duurt langer voordat hij antistoffen gaat aanmaken.
D
Lijn A, hij maakt veel minder antistoffen aan.

Slide 12 - Quizvraag

Sleep de onderstaand woorden naar de juiste plaats in de afbeelding.
antistoffen
witte bloedcel type 2 
antigenen
ziekteverwekker
witte bloedcel type 1

Slide 13 - Sleepvraag

Pak je boek blz 173 - 183
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Je kunt uitleggen op welke manieren je immuun kunt worden.
blz 174 - 175 boek

Slide 15 - Tekstslide

Boek blz 175

Slide 16 - Tekstslide

0

Slide 17 - Video


Je krijgt een injectie met antistoffen ingespoten. Dit is een voorbeeld van:
A
natuurlijke immunisatie, passief
B
kunstmatige immunisatie, actief
C
natuurlijke immunisatie, actief
D
kunstmatige immunisatie, passief

Slide 18 - Quizvraag


Een baby krijgt via de moedermelk antistoffen. Dit is een voorbeeld van:
A
natuurlijke immunisatie, passief
B
kunstmatige immunisatie, actief
C
natuurlijke immunisatie, actief
D
kunstmatige immunisatie, passief

Slide 19 - Quizvraag


Marit is door een hond gebeten ze haalt een serum-injectie tegen tetanus.
Dit is een voorbeeld van:
A
natuurlijke immunisatie, passief
B
kunstmatige immunisatie, actief
C
natuurlijke immunisatie, actief
D
kunstmatige immunisatie, passief

Slide 20 - Quizvraag


Bas is erg ziek geweest, hij had mazzelen. Gelukkig is hij weer beter en kan hij het nooit meer krijgen.
Dit is een voorbeeld van:
A
natuurlijke immunisatie, passief
B
kunstmatige immunisatie, actief
C
natuurlijke immunisatie, actief
D
kunstmatige immunisatie, passief

Slide 21 - Quizvraag


Leg uit wat het verschil is tussen actief en passieve immunisatie.

Slide 22 - Open vraag

blz 178 boek

Slide 23 - Tekstslide


Wanneer krijgt iemand antibiotica. 
A
Als iemand ziek blijft en is besmet met een virus
B
Als iemand ziek is en niet meer beter kan worden.
C
Als iemand ziek blijft en is besmet door een bacterie.
D
Als iemand ziek is en besmet is door een schimmel.

Slide 24 - Quizvraag

blz 180 boek

Slide 25 - Tekstslide

0

Slide 26 - Video


Iemand die allergisch is reageert heftig op:
A
Stofdeeltjes
B
Antistoffen
C
Histamine
D
Antigenen

Slide 27 - Quizvraag

blz 182 boek

Slide 28 - Tekstslide


Leg uit in eigen woorden wat een auto-immuunziekte is.

Slide 29 - Open vraag


Waarom kun je een auto-immuunziekte niet bestrijden met antistoffen?
A
Er is geen ziekteverwekker en dus geen antigenen waaraan antistoffen kunnen binden.
B
Antistoffen worden gelijk kapotgemaakt.
C
Hierdoor wordt je juist zieker want je lichaam valt dan nog harder aan.
D
Een auto-immuunziekte kun je wel bestrijden met antistoffen. Je moet ze alleen ingespoten krijgen want je maakt ze zelf niet.

Slide 30 - Quizvraag

Tekst
Huiswerk maandag 7 november:
Maken + nakijken:  9.3 1 t/m 24
Leren: Bron 3 + begrippen

Slide 31 - Tekstslide

Les afsluiting:
- Terugblik 9.2
- Keuze uitleg leerdoelen 9.3
- Zelfstandig werken 9.2
Huiswerk donderdag 9 november:
Maken + nakijken:  9.3 1 t/m 24
Leren: Bron 3 + begrippen

Slide 32 - Tekstslide