1MH Lernbox 5+6+ Redemittel
Vertaal: dauern
A
duwen
B
duren
C
durven
D
druiven
1 / 10
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Vertaal: dauern
A
duwen
B
duren
C
durven
D
druiven
Slide 1 - Quizvraag
Vertaal: feiern
A
vuren
B
bevrijden
C
ontslaan
D
vieren
Slide 2 - Quizvraag
Vertaal: Op de bruiloft
Slide 3 - Open vraag
Vertaal: seit
A
zijde
B
sinds
C
tijd
D
altijd
Slide 4 - Quizvraag
Vertaal: aufregend
A
opwindend
B
opvliegend
C
irritant
D
indrukwekkend
Slide 5 - Quizvraag
Vertaal: met Kerstmis
Slide 6 - Open vraag
Vertaal: op het Suikerfeest
Slide 7 - Open vraag
Vertaal: met Pasen
A
zu Paschen
B
zu Oosteren
C
mit Pesach
D
zu Ostern
Slide 8 - Quizvraag
Vertaal: schmücken
A
smakken
B
versieren
C
smukken
D
opmaken
Slide 9 - Quizvraag
Vertaal: met oudjaar
