Kennisleer en Wetenschapsfilosofie V5

• Filosofie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Kennisleer en Wetenschapsfilosofie V5

code voor deze klas: 

kwqvn

Vul de volgende zin aan met +- drie antwoorden:
"Ik weet dat..."

3.2 (blz 67) Geef een voorbeeld waaruit blijkt dat het kenvermogen van mensen anders is dan van (andere) dieren?

kennen

kunnen

weten

ervaring

feitenkennis

de theepot is warm

de theepot is groen 

een salto

1+1 = 2

Juul houdt van citroen ijs

know-how

vaardigheid

know-that

bekend-heid met

Wat is realisme (en geen idealisme)?

1. De waarneembare werkelijkheid is alles wat er is
2. Ideeën / begrippen hebben de hoogste graad van werkelijkheid
3. De werkelijkheid is denkbeeldig
4. Alles aan de werkelijkheid is subjectief

Welke filosoof is de realist?

1. Plato
2. Descartes
3. Aristoteles
4. Kant

Wat is a posteriori kennis?

1. Kennis op basis van logisch redeneren
2. Kennis die afhangt van ervaring.
3. Kennis die gebaseerd is op intuïtie.
4. Kennis die niet afhangt van ervaring.

Wat is a priori kennis?

1. Kennis op basis van intuïtie.
2. Kennis op basis van wetenschap
3. Kennis die niet afhangt van ervaring.
4. Kennis die afhangt van ervaring.

Wat is een Gettier-voorbeeld?
gebruik in je antwoord: "kennis", "voorwaarden"

De platoonse Idee:

De platoonse Idee;   oplossing voor:

- Hoe kan het dat we weten waar we over praten als we begrippen gebruiken? (ook voor zaken als rechtvaardigheid, eerlijkheid)

- Wat geeft onze begrippen betekenis?

- Hoe kan het dat we al die verschillende instanties benoemen met één en hetzelfde woord? (berk, eik, wilg, bonsai = boom)

- Hoe kan het dat we bijvoorbeeld een “valk” als zodanig herkennen?

- Wat maakt dat iets hetzelfde blijft, ook al verandert het?

Welke 3 aanleidingen geeft Descartes om te twijfelen aan wat hij weet?

Wat is methodische twijfel?

Wat is het criterium op basis waarvan Descartes bepaalt of iets telt als kennis?

Vraag 1:
(3 punten) Welke van de 3 bovenstaande opties beschrijft de positie van Hume het best. Baseer je antwoord op bovenstaande tekst. En leg uit waarop precies het idee van oorzaak en gevolg (causaliteit) bij Hume gebaseerd is.

Vraag 2:
(3 punten) Om welke reden noemen we de positie van Hume sceptisch ondanks zijn poging om een kennistheoretisch uitgangspunt te formuleren? Leg uit in welk opzicht we Hume sceptisch genoemd kan worden en in welk opzicht hij juist niet sceptisch is.

Vraag 3:
(5 punten) Ook Descartes formuleert een kennistheoretisch uitgangspunt. Geef met betrekking tot Descartes aan. Leg telkens je antwoord kort. 1. Welke methode hij gebruikt?
2. Met welk van bovenstaande 3 opties de theorie van Descartes het meest overeenstemt. 3. Of Descartes sceptisch is ten opzichte van zekere kennis.
4. Wat het criterium is voor zekere kennis van Descartes. 4. Hoe de positie van Descartes genoemd wordt.