De brug - woordsoorten

H2 grammatica
Doel:
werkwoorden
zelfstandige naamwoorden
bijvoeglijke naamwoorden
lidwoorden
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H2 grammatica
Doel:
werkwoorden
zelfstandige naamwoorden
bijvoeglijke naamwoorden
lidwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Kenmerken werkwoorden
- geven een tijd aan
- geven een getal aan
- kun je doen

Werkwoorden moet je vaak vervoegen in een zin. 
ik loop, wij lopen

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoorden
Werkwoorden noemen we ook weleens doe-woorden.
Het zijn namelijk dingen die je kunt doen, zoals:

lopen, fietsen, staan, zitten, schrijven, slapen, gamen, eten, wachten......
Er zijn zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden

Slide 3 - Tekstslide

ik spring
jij springt
wij springen
ik wandel
jij wandelt
wij wandelen
ik slaap
jij slaapt
wij slapen
ik bloem
jij bloemt
wij bloemen
ik doos
jij doost
wij dozen

Slide 4 - Tekstslide


Wat is het werkwoord in onderstaande zin?
Wij werken graag thuis op de computer.
A
wij
B
werken
C
graag
D
computer

Slide 5 - Quizvraag


Wat is het werkwoord in onderstaande zin?
Pieter haalt drinken in de supermarkt.
A
Pieter
B
haalt
C
drinken
D
supermarkt

Slide 6 - Quizvraag


Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?
Marieke heeft een granaat gevonden in de speeltuin.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quizvraag


Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?
Kleine kinderen hebben kunnen wennen op school.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quizvraag

kenmerken zelfstandig naamwoord 
- zijn MeDiPlaDi woorden
- gevoel is ook een zn
- meervoud
- verkleinwoordje
- lidwoord

Slide 9 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord
Voor een zelfstandig naamwoord kun je (bijna) altijd een lidwoord (de, het, een) zetten.

Voorbeelden:
de tafel, de auto, het meisje, een hond

Slide 10 - Tekstslide

Lidwoorden
We hebben in het Nederlands 3 lidwoorden:

de (bepaald)
het (bepaald)
een (onbepaald) 

Slide 11 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

* Zegt iets over een zelfstandig naamwoord

* Staat vóór een zelfstandig naamwoord en na het lidwoord

Slide 12 - Tekstslide

Quiz

Slide 13 - Tekstslide

Het woord "een" noemen we een....
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 14 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Voorzetsel (vz)

Slide 15 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit Cola drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 16 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Onbepaald lidwoord (olw)

Slide 17 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film gekeken.
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)

Slide 18 - Quizvraag


Ik zoek de betekenis van het woord straks even op
A
Wel een voorzetsel
B
Geen voorzetsel

Slide 19 - Quizvraag

welk woordsoort is 'fiets'
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 20 - Quizvraag

welk woordsoort is 'zwemmen'?
A
werkwoord
B
zwemwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 21 - Quizvraag

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 22 - Quizvraag

SLEEP DE WOORDSOORTEN NAAR DE GOEDE PLEK
De ouders van Bilal zijn erg aardige en behulpzame mensen.
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
lidwoord
ouders
de
aardige
mensen
Bilal
zijn
behulpzame

Slide 23 - Sleepvraag

Zijn er vragen/opmerkingen?

Slide 24 - Open vraag

De woordsoorten ken ik...
A
nog lang niet
B
een beetje
C
wel aardig
D
goed!

Slide 25 - Quizvraag

Aan de slag
De Brug - Grammatica (blz. 224 - 228)

Woordsoorten (werkwoord, zelfstandig naamwoord, lidwoord en voorzetsel)
Opdracht: 1, 2, 7, 8, 13 en 14

Slide 26 - Tekstslide