In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Video
Economische groei
Stijging van de productie
BBP 2020: 800 miljard
BBP 2021: 850 miljard
Economische groei: 850 - 800 : 800 x 100 = +6,25%
Slide 2 - Tekstslide
Noem oorzaken dat het BBP stijgt / de economie groeit?
Slide 3 - Open vraag
Oorzaken economische groei
Stijging van de prijs
Stijging van de productie
Door de torenhoge inflatie wordt het BBP ook hoger. Als je het BBP hiervoor corrigeert, weet je de reële groei van het BBP.
Slide 4 - Tekstslide
Reële groei
BBP steeg met 6,25%. Als de inflatie 3% is, kun je berekenen hoeveel de reële groei is.
Nominale groei - inflatie = Reële groei
Dus 3,25% reële groei
Slide 5 - Tekstslide
Reële groei is 5%. Inflatie is 3%. Bereken de nominale groei
Slide 6 - Open vraag
Factorproductiviteit
Factorproductiviteit geeft aan hoe goed arbeid en kapitaal (machines) worden ingezet in een land.
Factorproductiviteit stijgt door:
Scholing, specialisatie, veel R&D, innovaties, beter milieu, etc...
Slide 7 - Tekstslide
Mensen die bij de beroepsbevolking horen hebben een betaalde baan of zijn op zoek naar een betaalde baan. Deze mensen bieden hun arbeid aan. De beroepsbevolking is dus het aanbod van arbeid.
Arbeidsmarkt is het totaal van vraag en aanbod naar arbeid.
Als de vraag naar arbeid groot is en het aanbod klein: er is een krappe arbeidsmarkt en weinig werkloosheid.
Als de vraag naar arbeid klein is en het aanbod groot: er is een ruime arbeidsmarkt en veel werkloosheid.
Bedrijven & overheid zijn op zoek naar personeel. Zij vragen arbeid.
Slide 8 - Tekstslide
Vraagoverschot
Tekort aan personeel:
vraag > aanbod
Er zijn meer banen dan mensen die willen werken. = krappe arbeidsmarkt
Aanbodoverschot
Werkloosheid:
aanbod > vraag
Er zijn niet genoeg banen voor iedereen. Lonen stijgen nauwelijks.
= ruime arbeidsmarkt
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Oorzaken krappe arbeidsmarkt
Vergrijzing: een groot gedeelte van de bevolking wordt 67 of is dat geworden. Zij verdwijnen uit het arbeidsaanbod.
Corona: Veel mensen zijn van baan veranderd en gaan niet terug
Veel deeltijdwerkers in Nederland
Slide 11 - Tekstslide
Structurele werkloosheid
Banen zijn er niet. Zelfscan bij Jumbo/Appie --> Baan van een caissière verdwijnt = structureel.
Seizoenwerkloosheid. --> Geen baantjes bij ijssalon Ekkelenkamp in de winter
Frictiewerkloosheid --> Je studeert af en hebt niet direct werk. Je neemt ontslag en zoekt een nieuwe baan
Slide 12 - Tekstslide
Conjuncturele werkloosheid
Mensen kopen minder door lager inkomen --> productie daalt --> Werkloosheid stijgt.
Hangt dus af van de vraag naar producten (Conjunctuur = vraag)
Slide 13 - Tekstslide
Wig
Verschil tussen loonkosten en nettoloon bestaat uit belastingen en werkgevers- en werknemerspremies. Dit noemen we ook wel de wig.
Loonkosten = brutoloon + werkgeverspremies
Nettoloon = brutoloon - werknemerspremies en loonbelasting