In deze les zitten 22 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 5 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je leert:
aan welke eigenschappen je stoffen kunt herkennen.
het verschil tussen eigenschappen van een stof en van een voorwerp noemen.
dichtheid berekenen als massa en volume zijn gegeven;
massa of volume berekenen als de dichtheid is gegeven.
uitleggen wanneer een vaste stof op een vloeistof drijft of erin zweeft of zinkt.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Stofeigenschappen
Een eigenschap of kenmerk is een verschijnsel dat typisch is voor een bepaalde persoon, voorwerp of zaak.
Slide 4 - Tekstslide
Welke stofeigenschappen zijn er?
Voorbeelden van stofeigenschappen:
kleur
geur
smaak
fase bij kamertemperatuur
(vast, vloeibaar of gasvormig)
brandbaarheid
smeltpunt en kookpunt
geleiding
dichtheid
wel of niet magnetisch
Slide 5 - Tekstslide
Voorwerpseigenschappen
Voorwerpseigenschappen zijn de eigenschappen van een voorwerp, zoals vorm en massa.
Stofeigenschappenzijn de eigenschappen van de stof waarvan een voorwerp is gemaakt.
Slide 6 - Tekstslide
Aluminium
Suiker
Lost op in water
Geleid elektriciteit
Zilverkleurig
Wit
Slide 7 - Sleepvraag
Opdrachten maken
Waar? Bladzijde 113 t/m 115
Wat? Opdracht 1 t/m 10
Hoe? In je werkboek
Klaar? Nakijken
timer
10:00
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Wat is dichtheid?
De dichtheid van een stof is in de natuur- en scheikunde de massa (in gram) van 1 cm3.
Dit betekend dat ieder voorwerp met een volume van 1 cm3 van
dezelfde stof altijd de zelfde massa heeft.
Slide 10 - Tekstslide
Dichtheid
Slide 11 - Tekstslide
Dichtheid berekenen
Voor het berekenen van de dichtheid moet je de massa en het volume weten.
Slide 12 - Tekstslide
Hoe bepaal je de massa?
De massa bepaal je met behulp van een weegschaal of een balans.
De massa wordt gemeten in gram of in kilogram.
Weet je nog hoe je die moet omrekenen?
Slide 13 - Tekstslide
Twee manieren om het volume te bepalen
Manier 2: de onderdompelmethode
Deze manier van meten gebruik je bij het bepalen van het volume van
een voorwerp met onregelmatige vormen, bijvoorbeeld een kiezelsteen.
Je hebt een maatcilinder met een bepaalde hoeveelheid water. Deze hoeveelheid lees je precies af. Vervolgens laat je voorzichtig het voorwerp in het water glijden.
Het niveau van het water stijgt hierdoor. het verschil in waterstand is
precies gelijk aan het volume van het voorwerp
Slide 14 - Tekstslide
Twee manieren om het volume te bepalen
Manier 1: meten
Voor deze manier heb je een meetlat nodig. Meten kan alleen als het een rechthoekig voorwerp is.
Je meet dan de lengte van het voorwerp, de breedte en de hoogte.
De formule die je voor het berekenen van het volume moet gebruiken ken je uit de wiskunde.
Slide 15 - Tekstslide
Volume
Volume kun je bepalen met de onderdompelmethode
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Zelfstandig verder
Er staan nog 3 filmpjes klaar die je kan bekijken.