In een rechthoekige driehoek I. Is de overstaande zijde van de rechte hoek een rechthoekszijde II. Geldt de stelling van Pythagoras
A
Stelling I is waar
Stelling II is waar
B
Stelling I is waar
Stelling II is niet waar
C
Stelling I is niet waar
Stelling II is waar
D
Stelling I is niet waar
Stelling II is niet waar
Slide 7 - Quizvraag
welke zijden zijn de rechtshoekzijden in deze driehoek?
A
PQ en QR
B
PR en QR
C
PQ en PR
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de stelling van Pythagoras voor deze driehoek?
A
PQ2+QR2=PR2
B
PQ2+PR2=QR2
C
PR2+QR2=PQ2
D
PR2+PQ2=QR2
Slide 9 - Quizvraag
Leg uit wat je moet doen als je een rechthoekszijde gaat berekenen
Slide 10 - Open vraag
Met de omgekeerde stelling van Pythagoras kan je:
A
Nagaan of een driehoek rechthoekig is
B
Een rechthoekszijde uitrekenen
C
De omgekeerde stelling bestaat niet
Slide 11 - Quizvraag
Zet het werkschema in de juiste volgorde
1
2
3
4
Maak een schets van de situatie
Bereken de gevraagde lengte met de stelling van Pythagoras
Zoek rechthoekige driehoeken. Teken zo nodig hulplijnen
Verwerk de gegevens in de schets en zet letters bij belangrijke punten
Slide 12 - Sleepvraag
Bij een doorsnede: I. zijn de randen in elk zijvlak van evenwijdige doorsneden evenwijdig II. Van elke doorsnede zijn de randen in evenwijdige zijvlakken niet evenwijdig
A
Stelling I is waar
Stelling II is waar
B
Stelling I is niet waar
Stelling II is niet waar
C
Stelling I is waar
Stelling II is niet waar
D
Stelling I is niet waar
Stelling II is waar
Slide 13 - Quizvraag
Welke lijn is een lichaamsdiagonaal?
A
AB
B
AG
C
AF
D
BD
Slide 14 - Quizvraag
Hoe heet de blauwe doorsnede?
A
ACEG
B
ACGE
C
diagonaalvlak
D
lichaamsdiagonaal
Slide 15 - Quizvraag
in welk diagonaalvlak ligt lichaamsdiagonaal CE?
A
BDHF
B
ABGH
C
ACGE
Slide 16 - Quizvraag
benoem de lichaamsdiagonaal in het diagonaalvlak
A
AF
B
BH
C
CE
D
BG
Slide 17 - Quizvraag
Omschrijf de uitgebreide stelling van Pythagoras
Slide 18 - Open vraag
De schuine zijde....
A
staat altijd tegenover de rechte hoek
B
ligt aan de rechte hoek
Slide 19 - Quizvraag
Ik heb een driehoek ABC Met hoek C is de rechte hoek Welke zijde is de schuine zijde?
A
AC
B
BC
C
AB
Slide 20 - Quizvraag
Wat toon ik aan met de omgekeerde stelling van pythagoras?
A
Of de driehoek een gelijkbenige driehoek is
B
Dat de schuine zijde de langste zijde is
C
of de driehoek een gelijkzijdige driehoek is
D
of de driehoek een rechthoekige driehoek is
Slide 21 - Quizvraag
Als mijn hoek A een rechte hoek is in de driehoek ABC dan zijn mijn rechthoekzijdes
A
AB, BC
B
AB, AC
C
AC, BC
Slide 22 - Quizvraag
In een gelijkbenige driehoek kan ik toch rekenen met Pythagoras. Wat moet ik hiervoor doen?
A
De stelling van Pythagoras omgekeerd gebruiken
B
Een loodrechte hulplijn tekenen
C
Van de driehoek een rechthoek maken
D
De verlengde stelling van Pythagoras toepassen
Slide 23 - Quizvraag
Stelling: Om het lichaamsdiagonaal te bereken moet ik de lengte, breedte en hoogte kwadrateren. Dit bij elkaar optellen en vervolgens de wortel hiervan nemen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quizvraag
Op een schaal van 1 t/m 10. Hoe goed beheers je dit hoofdstuk
Slide 25 - Poll
Welk(e) onderdeel/onderdelen van dit hoofdstuk vind je nog lastig?