Future Theme 3K Grammar8

Toekomst met 'will'
Wanneer je in het Engels het werkwoord 'will' gebruikt,
gebruik je in het Nederlands het werkwoord 'zullen'

I will help you.
=
Ik zal je helpen.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Toekomst met 'will'
Wanneer je in het Engels het werkwoord 'will' gebruikt,
gebruik je in het Nederlands het werkwoord 'zullen'

I will help you.
=
Ik zal je helpen.

Slide 1 - Tekstslide

Toekomst met 'will'
na het werkwoord 'will' komt altijd het hele werkwoord. 
Dit is in het Nederlands ook zo. Je kunt 'will' ook afkorten naar 'll

I will help you. / I'll help you. 
=
Ik zal je helpen.

Slide 2 - Tekstslide

Je gebruikt 'will + hele werkwoord' ...
1. voor feiten in de toekomst:
Our guests will come at ten o'clock = Onze gasten zullen om 10 uur komen.

2. om te voorspellen wat er zal gaan gebeuren
There'll be lots of sunshine tomorrow. = Er zal morgen voor zonneschijn zijn.  

3. om aan te bieden iets te doen
     I will carry that for you. = Ik zal dat voor je dragen.

Slide 3 - Tekstslide

Bij bevestigende zinnen (+)
I will help her
you will help her
he will help her

we will help her
you will help her
they will help her
Ik zal haar helpen
jij zal haar helpen
hij zal haar helpen

wij zullen haar helpen
jullie zullen haar helpen
zij zullen haar helpen

Slide 4 - Tekstslide

Ontkennende zinnen (-)
Bij een ontkennende zin, zeg je dat iets niet zo is.
Ik zal haar tas niet dragen.

In het Engels gebruik je dan niet will, maar won't.
Dat is will + not aan elkaar geplakt en afgekort!

I won't carry her bag.

Slide 5 - Tekstslide

Bij ontkennende zinnen (-)
I won't help her
you won't help her
he won't help her

we won't help her
you won't help her
they won't help her
Ik zal haar niet helpen
jij zal haar niet helpen
hij zal haar niet helpen

wij zullen haar niet helpen
jullie zullen haar niet helpen
zij zullen haar niet helpen

Slide 6 - Tekstslide

Bij vraagzinnen (?) gebruik je bij I en we niet will, maar shall
I will help her.
You will help her.
He will help her.

We will help her.
You will help her.
They will help her.

Shall I help her?
Will you help her?
Will he help her?

Shall we help her?
Will you help her?
Will they help her?

Slide 7 - Tekstslide

(+) Her parents ___ send her to boarding school if she doesn’t behave.

Slide 8 - Open vraag

______ we get together to do our homework after school?

Slide 9 - Open vraag

(+) You ___ fail your exam if you don’t study.

Slide 10 - Open vraag

(-) She ___ get away with it. There is a video of her cheating!

Slide 11 - Open vraag

______ you come to my graduation ceremony?

Slide 12 - Open vraag

(+) We ___ solve this problem before the end of class. It’s easy!

Slide 13 - Open vraag

(-) We ___ solve this problem before the end of class. It’s too difficult!

Slide 14 - Open vraag

______ she go to the Royal College of Art when she finishes school?

Slide 15 - Open vraag

(-) My teachers ___ make an exception. They treat every student the same.

Slide 16 - Open vraag

______ I stay with you until your mother comes?

Slide 17 - Open vraag

Maak de zin af
1. _________________ we go to the cinema tomorrow?
2. I ____________ ask my parents.
3. They are on holiday for two weeks, so they _____________ be here tomorrow.
4. If the weather is ok, the plane _______________ leave on time.
5. ____________ you help me with my homework?

Slide 18 - Tekstslide

Antwoorden
1. Shall we go to the cinema tomorrow?
2. I will ask my parents.
3. They are on holiday for two weeks, so they won’t be here tomorrow.
4. If the weather is ok, the plane will leave on time.
5. Will you help me with my homework?


Slide 19 - Tekstslide

Maak de zin af
6. He ____________ be at the party, because he has to work.
7. _________________ I get you something to drink?
8. Don’t get up, I _______________ answer the phone.
9. _____________ the neighbours come to the party next week?
10. No, they ______________ visit grandma next Sunday.

Slide 20 - Tekstslide

Antwoorden
6. He won’t be at the party, because he has to work.
7. Shall I get you something to drink?
8. Don’t get up, I will answer the phone.
9. Will the neighbours come to the party next week?
10. No, they won’t visit grandma next Sunday.

Slide 21 - Tekstslide