Test week period 2

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Testweek
De testweek gaat over units 2, 3, en 4. In deze les vind je de uitleg slides, uitleg videos, en extra oefeningen in het boek en online.

Je moet ook de vocab van deze units leren

Slide 2 - Tekstslide

Unit 2
2.1 - 2.2 Adverbs of Frequency
2.3 - 2.4 Can
2.5 - 2.6 Adverbs
2.7 Imperatives

Slide 3 - Tekstslide

2.1 - 2.2 Adverbs of frequency
Uitleg in het boek: p 113
Oefeningen: p 26 ex 8, 

Bekijk de video tot 3:06

Slide 4 - Tekstslide

Adverbs of frequency



Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

2.3 - 2.4 Can
Uitleg in het boek: p 113
Oefeningen: p 26 ex 9

Slide 7 - Tekstslide

Can
Positive:
Subject + can + werkwoord 
I can dance.
Negative:
Subject + can + not + werkwoord
I can't dance.

Slide 8 - Tekstslide

Can vragen
Can + subject + werkwoord
Can I dance?

Can gebruik je om te zeggen dat iemand iets kan, maar ook voor verzoeken:
Can you pass me the butter?

Slide 9 - Tekstslide

2.5 - 2.6 Adverbs
Bijwoorden
Uitleg in het boek:
p 113

Slide 10 - Tekstslide

Adverbs

Slide 11 - Tekstslide

Adverbs

Slide 12 - Tekstslide

2.7 Imperatives
Uitleg in het boek:
p 113

Slide 13 - Tekstslide

Positive

Gebruik de stam vorm van je werkwoord 

Wash your hands!
Sneeze in your elbow!
Negative

Gebruik de stam vorm van je werkwoord en zet don´t er voor 
Don´t do that!
Don´t forget your homework!

Slide 14 - Tekstslide

Imperatives 
= gebiedende wijs
"Wel doen! Niet doen!

Kijk uit!
Watch out!
Drink veel water.
Drink plenty of water.
Open je boek op pagina 28.
Open your book one page 28.
Wacht even!
Wait!
Doe de deur dicht.
Close the door.
Wel doen!
What does it look like?
Niet te hard praten.
Don't talk too loud.
Verslaap je niet.
Don't oversleep.
Niet doen!
Don't do that!
Hier niet eten.
Don't eat here.
Verpest het niet.
Don't mess it up.
Niet doen!
What does it look like?

Slide 15 - Tekstslide

When do you use imperatives?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

3.4 -3.5 have to
Uitleg in het boek: p 115
Oefeningen: p 46 ex 4

Slide 18 - Tekstslide

Have to / don't have to
Have to = Je moet! (van buitenaf opgelegd)

Don't have to = je hoeft niet

Slide 19 - Tekstslide

3. Grammar: have to
Om te zeggen dat iets moet (verplicht wordt) gebruik je have to + hele werkwoord.
I have to clean.
You have to clean.
He / she / it has to clean.
We have to clean.
You have to clean.
They have to clean.

I don't have to clean.
You don't have to clean.
He / she / it doesn't have to clean.
We don't have to clean.
You don't have to clean.
They don't have to clean.

Bevestigend
Ontkennend

Slide 20 - Tekstslide

Have to / don't have to

Slide 21 - Tekstslide

4.1 - 4.3 present continuous
Uitleg in het boek: p 117
Oefeningen: p 39 ex 2, 3, 4, 5
p 46 ex 8

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

PRESENT CONTINUOUS

Slide 24 - Tekstslide

present continuous
  • De present continuous is een vorm van de tegenwoordige tijd.
  • Je gebruikt de present continuous bij gebeurtenissen die nu bezig of                        nu aan de gang zijn

Slide 25 - Tekstslide

Present Continuous
When
iets wat nu / op dit moment aan de gang is.
How
I                         am walking
he/she/it          is walking
you/we/they   are walking
Signal words
now, at the moment, look ..
Example 
The pupils are listening to the teacher.

Slide 26 - Tekstslide

Rules for Present Continuous  
Standaardregel: To be + Werkwoord + ING   (form of TO BE = AM/IS/ARE)
Gebruik: iets nu aan de gang of bezig is. 
(leer deze regels uit je hoofd)
2. I am making cookies.  ->   Positive + 
3. I am not writing in my notebook.  -> Negative -
4. What am i doing?         -> Question ?
5. Am I watching tv?  -> Question

Slide 27 - Tekstslide

4.4 - 4.6 Present simple and present continuous

Uitleg in het boek: p 117
Oefeningen: p 41 ex 1, 2, 3, 4, 5
p 46 ex 9

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Present simple and present continuous 
Present simple
Present continuous: 
Feit, situatie, gewoonte 
Nu bezig 
Signaalwoorden always, sometimes, often, never, usually, on Mondays, every.... 
Signaalwoorden now, right now, at the moment, look!, listen! 
Hele werkwoord, of hele werkwoord + s 
am/is/are + hele werkwoord + ing 

Slide 30 - Tekstslide

4.7 Present continuous for future arrangements
Uitleg in het boek: p 117
Oefeningen: p 44 ex 2

Slide 31 - Tekstslide

Present continuous for future
Present continuous kan je ook gebruiken voor afspraken in de toekomst. Dit zijn dingen die gepland zijn, en staan vast in een agenda.

I'm going to the dentist on Tuesday.
We're seeing friends on New Year's day.

Slide 32 - Tekstslide

Wrap up
De oefeningen bij de grammatica stukken zijn niet verplicht. Als je denkt dat je meer met een onderwerp moet oefenen kan je ze gebruiken. Ik wens jullie heel veel succes met leren! 

Slide 33 - Tekstslide