In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Biologie Thema ordening
Slide 1 - Tekstslide
Van welk organisme zie je hier de cellen?
A
Schimmels
B
Planten
C
Dieren
D
Bacterieën
Slide 2 - Quizvraag
Bij welke groep van planten vindt de voortplanting plaats door middel van sporen die ontstaan in hoopjes aan de onderkant van de bladeren?
A
Bomen
B
Grassen
C
Mossen
D
Varens
Slide 3 - Quizvraag
Welk rijk heeft géén celkern?
A
bacteriën
B
schimmels
C
planten
D
dieren
Slide 4 - Quizvraag
Hoe noem je de schimmel die gebruikt wordt voor het maken van penicilline?
A
de penschimmel
B
de antibiotica
C
de penseelschimmel
D
de spore-schimmel
Slide 5 - Quizvraag
Gist is een...
A
ééncellige schimmel
B
meercellige schimmel
C
ééncellige bacterie
D
meercellige bacterie
Slide 6 - Quizvraag
Plant
Dier
Schimmel
Bacterie
Slide 7 - Sleepvraag
Met welke organismen wordt yoghurt gemaakt?
A
bacterien
B
schimmels
Slide 8 - Quizvraag
Door welk organismen kan vlees en vis bederven?
A
bacterien
B
schimmels
Slide 9 - Quizvraag
Deel maar in!
Wieren
Mossen
Varens
Zaad-
planten
Slide 10 - Sleepvraag
Planten bacteriën zich voort door deling?
A
Ja
B
nee
Slide 11 - Quizvraag
Jens voelt zich al een tijdje niet lekker. Bij de dokter krijgt hij te horen dat hij keelontsteking heeft.
Wordt deze ziekte veroorzaakt door een schimmel?
A
Ja
B
Nee
Slide 12 - Quizvraag
Damien heeft zijn boterham met kaas een week lang in zijn schooltas laten zitten. Er zit nu groen pluis op het brood en op de kaas. Is het pluis op het brood en de kaas veroorzaakt door bacteriën?
A
Ja
B
Nee
Slide 13 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een schadelijke schimmel?
A
gist
B
voetschimmel
C
peniciline
Slide 14 - Quizvraag
Hoe plant een schimmel zich voort?
A
zaden
B
sporen
C
deling
Slide 15 - Quizvraag
Een hagedis is een reptiel, gebruikt hij kieuwen om adem te halen?
A
ja
B
nee
Slide 16 - Quizvraag
In welke groep(en) halen de dieren adem met longen?
12
A
alleen zoogdieren
B
vogels en zoogdieren
C
reptielen, vogels en zoogdieren
D
amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren
Slide 17 - Quizvraag
Dolfijnen leven in zee. Ze halen adem met longen en ze zijn warmbloedig. Tot welke groep van de gewervelden behoort de dolfijn?
A
Tot de amfibieën
B
Tot de vissen
C
Tot de zoogdieren
Slide 18 - Quizvraag
Een spin is veelzijdig symmetrisch?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quizvraag
Heeft dit dier een skelet? Zo ja; wat voor soort skelet?
A
Nee, geen skelet
B
Ja, een inwendig skelet
C
Ja, een uitwendig skelet
D
Ja, zowel inwendig als uitwendig skelet.
Slide 20 - Quizvraag
Insecten zijn
A
kreeftachtigen
B
spinachtigen
C
zespotigen
D
veelpotigen
Slide 21 - Quizvraag
Sponzen
A
Symmetrisch met skelet
B
Symmetrisch zonder skelet
C
Niet-symmetrisch met skelet
D
Niet-symmetrisch zonder skelet
Slide 22 - Quizvraag
In de afbeelding zie je een wants. Deze is:
A
Veelzijdig symmetrisch
B
Tweezijdig symmetrisch
C
Niet-symmetrisch
Slide 23 - Quizvraag
Stekelhuidigen
A
Symmetrisch met skelet
B
Symmetrisch zonder skelet
C
Niet-symmetrisch met skelet
D
Niet-symmetrisch zonder skelet
Slide 24 - Quizvraag
Welk dier uit de afbeelding is een weekdier?
A
Dier 2.
B
Dier 3.
C
Dier 4.
D
Dier 5.
Slide 25 - Quizvraag
In de afbeelding zie je een zeeanemoon. Een zeeanemoon behoort tot de neteldieren.
Op grond van welke kenmerken behoort een zeeanemoon tot de neteldieren?
A
Het dier is niet symmetrisch en heeft een inwendig skelet.
B
Het dier is tweezijdig symmetrisch en heeft een inwendig skelet.
C
Het dier is tweezijdig symmetrisch en heeft geen skelet.
D
Het dier is veelzijdig symmetrisch en heeft geen skelet.
Slide 26 - Quizvraag
Wanneer kun je met zekerheid zeggen dat deze honden tot dezelfde soort horen?
A
Als ze zich kunnen voortplanten.
B
Als de uiterlijke kenmerken genoeg overeenkomen
C
Als ze in hetzelfde gebied voorkomen.
D
Als ze voor vruchtbare nakomelingen kunnen zorgen.
Slide 27 - Quizvraag
Een bacterie kan zich ieder half uur delen. Hoeveel bacteriën heb je na 2,5 uur, als je met 1 bacterie begint?
A
12
B
28
C
32
D
36
Slide 28 - Quizvraag
Op de achtergrond zie je een plaatje van een zoekkaart. Beschrijf in eigen woorden waar je een zoekkaart voor gebruikt.
Slide 29 - Open vraag
Bij welk stam hoort de zeester?
A
Holtedieren
B
Weekdieren
C
Geleedpotigen
D
Stekelhuidigen
Slide 30 - Quizvraag
De mier heeft een?
A
uitwendig skelet (pantser)
B
inwendig skelet
C
geen skelet
D
skelet van
hoornachtige stof
Slide 31 - Quizvraag
Het lichaam van een insect bestaat uit drie delen.