Opdracht 1 > wat is in de volgende zinnen het onderwerp? schrijf de antwoorden op een papiertje en check je antwoord met behulp van het geluidsfragment!
1 Vaak / verslindt / een hamstermoeder / een aantal jongen uit haar nest.
2 Liggen / de tropen / tussen de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring?
3 Honden / kunnen / anders dan katten / behoorlijk grijs / worden / op hun oude dag.
4 Wil / een groep studenten uit Heerlen / met een 3D-printer / een auto / produceren?
5 Doorgaans / worden / de jongste kuikens van een zeearend / door hun oudere broers en zussen / uit het nest / gegooid.
6 Cabaretier Jochem Myjer / kan / heel wat bekende Nederlanders / imiteren.
Antwoorden opdracht1
Slide 19 - Tekstslide
Opdracht 2
Doe hier hetzelfde als bij opdracht 1
1 Schaatsers / rijden / met klapschaatsen / per ronde / tienden van seconden (/) sneller.
2 Op zoek naar eten / breken / beren / vaak / auto’s en caravans / open.
3 Volgens milieutechnici / kun / je / met een zuinige douchekop / veel water / besparen.
4 Zijn / de aardpolen / anders dan miljoenen jaren geleden / nu / permanent (/) bevroren?
5 Bij Body Worlds / worden / geprepareerde menselijke lichamen / getoond.
6 Welk woord / zou / in het Nederlands / het meest / gebruikt worden?
Antwoorden opdracht 2
Slide 20 - Tekstslide
Wat is de persoonsvorm? 'Kees is vandaag tot 14:05 naar school geweest.'
A
vandaag
B
school
C
is
D
geweest
Slide 21 - Quizvraag
Er zijn drie manieren om de persoonsvorm te vinden, welke is NIET juist?
A
Vraagzin van maken
B
Tijd veranderen
C
Voorste woord kiezen
D
Hoeveelheid veranderen
Slide 22 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm? 'Hebben jullie je huiswerk gemaakt voor vandaag?'
A
gemaakt
B
hebben
C
huiswerk
D
vandaag
Slide 23 - Quizvraag
Wat is een persoonsvorm altijd voor een woord?
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Werkwoord
Slide 24 - Quizvraag
Hoeveel zinsdelen heeft deze zin? 'Achmed wil graag een zoen geven aan Amira.'
A
3
B
5
C
4
D
6
Slide 25 - Quizvraag
Grammatica
Zinsdelen: werkwoordelijk gezegde
Na deze les weet je hoe je deze zinsdelen vindt.
Slide 26 - Tekstslide
0
Slide 27 - Video
Leg nu in je eigen woorden uit wat het werkwoordelijk gezegde is
Slide 28 - Open vraag
Werkwoordelijkgezegde
Alle werkwoorden uit de zin
Dus: persoonsvorm + andere werkwoorden uit de zin
Slide 29 - Tekstslide
Grammatica
Zinsdelen: onderwerp
Ne deze les weet je hoe je deze zinsdelen vindt.
Slide 30 - Tekstslide
Hoe vind je de persoonsvorm?
1. Zet de zin in een andere tijd. Verleden tijd of tegenwoordige tijd.
2. Verander het getal van de zin. Enkelvoud of meervoud.
3. Maak van de zin een vraag. De persoonsvorm komt dan vooraan te staan.
Slide 31 - Tekstslide
Nu jij!
Jurre heeft voor zijn verjaardag wel twintig uitnodigingen gestuurd.