3-havo week van 8.2.2021

3-havo week van 8.2.2021
Vandaag
Grammatica H4, deel 2 + inleveren mindmap

Les 2
Grammatica H5, deel 1

Les 3
Grammatica H5, deel 2
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3-havo week van 8.2.2021
Vandaag
Grammatica H4, deel 2 + inleveren mindmap

Les 2
Grammatica H5, deel 1

Les 3
Grammatica H5, deel 2

Slide 1 - Tekstslide

Stijlfiguren

Slide 2 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een eufemisme

Slide 3 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een paradox

Slide 4 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een hyperbool

Slide 5 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een retorische vraag

Slide 6 - Open vraag

Grammatica H5
  • Losstaande zinnen
  • Verdwaling
  • Dubbele ontkenning

Slide 7 - Tekstslide

Welke van de onderstaande voorbeelden is een dubbele ontkenning?
A
Hij ontkende dat hij dat niet had gedaan.
B
Hij ontkende dat hij dat had gedaan.
C
Hij zei dat hij dat niet had gedaan.
D
Hij zei niet dat hij dat had gedaan.

Slide 8 - Quizvraag

Welke van de onderstaande zinnen bevat verdwaling?
A
Hij botste met hoge snelheid tegen het hek.
B
Met hoge snelheid botste hij tegen het hek.
C
Hij botste tegen het hek met hoge snelheid.
D
Hij kon fatsoenlijk fietsen.

Slide 9 - Quizvraag

Welke twee zinnen bevatten een losstaande zin?
A
Je hebt een speciale docent die je mentor is.
B
Je hebt een speciale docent. Die je mentor is.
C
Je hebt een speciale docent. Dat is je mentor.
D
Veel docenten snappen niks van ons. Wat erg jammer is.

Slide 10 - Quizvraag

Dubbele ontkenning
  • Je gebruikt in een zin twee keer een ontkenning
    - en - = +
  • Door een dubbele ontkenning wordt de uiting positief.

Voorbeelden
  • Hij ontkende dat hij dat niet had gedaan.
  • Wij hebben nooit geen problemen.
  • Ik ben daar nooit niet geweest.

Slide 11 - Tekstslide

Verdwaling
Een zinsdeel staat op de verkeerde plaats, waardoor de zin een andere betekenis krijgt.

Voorbeelden
  • Iedereen in de klas maakt altijd niet zijn huiswerk
    Juist: Niet iedereen in de klas maakt altijd zijn huiswerk.
  • Bij school zag ik pratende brommers en kinderen.
    Juist: Bij school zag ik brommers en pratende kinderen.

Slide 12 - Tekstslide

Losstaande zin
Een bijzin (zin waarbij PV en OW meestal niet naast elkaar staan) mogen nooit als zelfstandige zin voorkomen: een bijzin hoort altijd bij een hoofdzin.

Voorbeelden
  • Ik ga naar huis. Omdat ik ziek ben.
    Juist: Omdat ik ziek ben, ga ik naar huis. /Ik ga naar huis, omdat ik ziek ben.
  • Laten we met de auto gaan. Zodat we thuis zijn als de finale begint.
    Juist: Laten we met de auto gaan, zodat we thuis zijn als de finale begint.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Vandaag
  • Vragen over vorige les?
    Uitleg
  • Vage verwijzingen
  • Spreektaal i.p.v. schrijftaal
  • Woordendiarree
  • Misleidende tweelingen

Slide 15 - Tekstslide

Vage verwijzingen
  • Je formuleert de zin zo, dat niet duidelijk is waar je naar verwijst.

    Voorbeelden
  • Rebecca wilde graag haar moeder zien, omdat ze jarig was.
    Wie is 'ze'?
  • Cursusleider: 'We gaan straks oefenen met Excel.'
    Wie is 'we'? 

Slide 16 - Tekstslide

Spreektaal i.p.v. schrijftaal
Voorbeelden uit teksten van leerlingen
Ok, ik geef toe, soms is leren wel handig.

Die gasjes van FC De Helder maken zelf de grootste en gevaarlijkste bommen met spijkers erin.

Slide 17 - Tekstslide

Woordendiarree
Te veel woorden achter elkaar 
--> Te lange zinnen die niet zijn te volgen voor de lezer.

Een flesjesautomaat is eigenlijk ook veel handiger, omdat als je een slokje neemt van je blikje Cola, je stopt het even in je tas, praat even tegen iemand en daarna zit waarschijnlijk je tas weer helemaal onder, dit is dus ook niet handig als je een slokje van het blikje neemt, en dan heb je geen dorst meer. Met een flesje is dit dus veel handiger, want dan kan je het flesje hersluiten.

Slide 18 - Tekstslide

Misleidende tweelingen
  • Als/dan
    Als --> vergelijking maken waarbij er geen verschil is
    Ik ben net zo slim als jij.
    Dan --> bij vergelijkende trap (beter, leuker, slimmer, sneller)
    Ik ben slimmer dan jij. 
  • Rede/reden
    Rede: verstand/toespraak
    Reden: argument om iets te doen

Slide 19 - Tekstslide

Misleidende tweelingen
  • Kennen/kunnen                              Kennen = weten
                                                                     Kunnen = in staat zijn
  • Te kort/tekort    Te veel/teveel
    Als ZN schrijf je het aan elkaar
    --> Een tekort van €600,-            --> Een teveel aan vitamines
  • Te danken aan (positief)/te wijten aan (negatief)
    Die voldoende heeft hij te danken aan zichzelf.
    Dat hij blijft zitten, was te wijten aan zijn gebrek aan inzet.

Slide 20 - Tekstslide

Welk antwoord is juist?
A
Ik ben beter als zij.
B
Ik ben beter als haar.
C
Ik ben beter dan zij.
D
Ik ben beter dan haar.

Slide 21 - Quizvraag

Welk antwoord is juist?
A
Ik ben net zo knap als hij.
B
Ik ben net zo knap als hem.
C
Ik ben net zo knap dan hij.
D
Ik ben net zo knap dan hem.

Slide 22 - Quizvraag

Welke antwoorden zijn juist?
A
Ik heb een goede rede waarom ik te laat ben.
B
Ik heb een goede reden waarom ik te laat ben.
C
Het rationalisme hecht veel waarde aan de rede.
D
Ik hield een goede rede voor GMF.

Slide 23 - Quizvraag

Vragenlijst
https://forms.gle/gJuH1pwrXakDDtqv6

Slide 24 - Tekstslide