Wat is recreatie les 1

Recreatie LJ 2
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
RecreatieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Recreatie LJ 2

Slide 1 - Tekstslide

Hoe zit je erbij vandaag?
A
B
C
D

Slide 2 - Quizvraag

Periode 1

Slide 3 - Tekstslide

Weten we het nog?

Slide 4 - Tekstslide

Wat verwachten we ook alweer van je tijdens de les??

Slide 5 - Tekstslide

Doelen voor vandaag:
  • Je weet wat recreatie is
  •  Je weet wat uur-, dag- en verblijfsrecreatie is
  • Je kunt kenmerken van recreatie benoemen
  • Je weet wat er verwacht wordt bij het plannen, organiseren en uitvoeren van een activiteit

Slide 6 - Tekstslide

Wat is recreatie?
re = her/ opnieuw
creatie = schepping/ iets maken

Definitie:
In je vrije tijd opladen om daarna weer met frisse moed aan het werk/ school/ verplichting te beginnen.

Slide 7 - Tekstslide

Waar denk je aan bij 'recreatie'?

Slide 8 - Woordweb

Kenmerken van recreatie
  • Vindt plaats in de vrije tijd.
  • Vindt in of rond het huis plaats.
  • Kan ook buiten de eigen woonomgeving plaatsvinden.
  • Soms alleen, soms met (grote) groepen mensen.

Slide 9 - Tekstslide

Op welke momenten kun je recreëren?
Wees zo specifiek mogelijk.

Slide 10 - Woordweb

Wat moet je kunnen om in de recreatie te kunnen werken?

Slide 11 - Woordweb

Wat moet je kunnen in de recreatie? 
  • werken als anderen vrij zijn 
  • gastvrij en enthousiast zijn 
  • goede dienstverlening
  • representatief zijn 
  • kunnen presenteren en organiseren
  • goede beheersing van de Nederlandse taal
  • eventueel Duits en/of Engels 
  • sport- en spelactiviteiten begeleiden
  • entertainen
  • activiteitenprogramma opstellen
  • front- en backoffice
  • zorgen voor veiligheid (ook bij het zwembad)
  • commercieel gericht zijn

Slide 12 - Tekstslide

Definitie recreatie-activiteiten

Alle activiteiten die 
gepland
georganiseerd en 
uitgevoerd
worden voor vermaak en/of ontspanning in je vrije tijd en/of vakantie. 

Slide 13 - Tekstslide

Wanneer je een activiteit wilt gaan plannen, waar moet je rekening mee houden?

Slide 14 - Woordweb

Het plannen van een activiteit:
  • Wanneer is de activiteit? 
  • Welke doelgroep kun je verwachten? 
  • Welke materialen kun je inzetten? 
  • Hoeveel tijd kost de activiteit? 
  • Hoeveel deelnemers kun je verwachten? 
  • Welke locatie heb je tot je beschikking? 
  • Welke regels ga je hanteren?  

Slide 15 - Tekstslide

Je hebt een activiteit georganiseerd; wat wordt er van jou als organisator verwacht?

Slide 16 - Open vraag

Het organiseren van een activiteit:
Waar moet je rekening mee houden? 
  • op tijd aanwezig zijn
  • materiaal controleren en klaarzetten
  • deelnemerslijsten
  • weersomstandigheden
  • veiligheid
  • niveauverschillen
  • een alternatief programma

Slide 17 - Tekstslide

De dag van je activiteit is aangebroken; wat zijn jouw taken?

Slide 18 - Woordweb

Uitvoering van een activiteit:
  • Zorg altijd voor een warm welkom! 
  • PPD - praatje, plaatje, daadje
  • Eventueel aanpassingen (variëren, differentiëren)
  • Zorg voor een goede afronding van de activiteit (prijsuitreiking?) 
  • Afscheid nemen en volgend event aankondigen
  • Opruimen (met de deelnemers)
  • Evalueren en bijstellen

Slide 19 - Tekstslide

Uur-, dag- en verblijfsrecreatie

Slide 20 - Tekstslide

Uur recreatie 
Iedere vorm van recreatie die meestal dichtbij je huis is en niet meer dan twee klokuren duurt. 

(sporten, fitness, zwembad, bioscoop, Monkey Town, kinderfeestje, bowlingbaan, kartbaan, wedstrijd FC Twente)

Slide 21 - Tekstslide

Dagrecreatie
Iedere vorm van recreatie buiten je eigen woonomgeving die langer dan twee uren duurt, maar zonder overnachting. 

(dagje strand, dagje Amsterdam, attractiepark, dierentuin)

Slide 22 - Tekstslide

Verblijfsrecreatie
Het verblijf buiten de eigen woonomgeving voor minimaal één overnachting. 

(hotel, camping, bungalowpark, jachthaven)

Slide 23 - Tekstslide

Een dagje naar de Waarbeek met je oppaskinderen hoort bij...
A
uur recreatie
B
dagrecreatie
C
verblijfsrecreatie

Slide 24 - Quizvraag

Een weekendje weg naar Zeeland met opa & oma, omdat ze 50-jaar getrouwd zijn hoort bij:
A
dagrecreatie
B
uur recreatie
C
verblijfsrecreatie

Slide 25 - Quizvraag

Met je vriend/ vriendin naar de bioscoop hoort bij :
A
verblijfsrecreatie
B
uur recreatie
C
dagrecreatie

Slide 26 - Quizvraag

Met je gezin een midweek naar Euro Disney hoort bij:
A
verblijfsrecreatie
B
dagrecreatie
C
uur recreatie

Slide 27 - Quizvraag

Doelen gehaald?
Je weet wat recreatie is
Je weet wat uur-, dag- en verblijfsrecreatie is
Je kunt kenmerken van recreatie benoemen
Je weet wat er verwacht wordt bij het plannen, organiseren en uitvoeren van een activiteit
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Leg uit wat uur- dag- en verblijfsrecreatie inhoudt.

Slide 29 - Tekstslide

Noem minimaal 2 kenmerken van recreatie...

Slide 30 - Open vraag

Volgende les:
  • Wat is recreatie deel 2 

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide