4V Beco FinLev H8.3

8.24.2
Guusje zal de optie uitoefenen, omdat ze het aandeel nu kan ...(1) tegen een ...(2) prijs dan de marktprijs
A
1> kopen 2> lagere
B
1> kopen 2> hogere
C
1> verkopen 2> lagere
D
1> verkopen 2> hogere
1 / 34
volgende
Slide 1: Quizvraag
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

8.24.2
Guusje zal de optie uitoefenen, omdat ze het aandeel nu kan ...(1) tegen een ...(2) prijs dan de marktprijs
A
1> kopen 2> lagere
B
1> kopen 2> hogere
C
1> verkopen 2> lagere
D
1> verkopen 2> hogere

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8.24.3 en 4
Gunstig resultaat = 30 - 25 = 5
Maar premie 1,25 betaald, dus resultaat = 5 - 1,25 = 3,75

Rendement is resultaat vergeleken met belegging

3,75 / 1,25 x 100 = 300%

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.28
De uitoefenprijs is ...
A
17, daar begint de lijn te stijgen
B
19, daar gaat de lijn door de 0

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4V Beco FinLev H8.3

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De koers van een aandeel ASML is € 43,40. Een call optie met een uitoefenprijs van € 46,20 heeft een optiepremie van € 1,80. Bereken de winst per optie als de koers van het aandeel ASML gestegen is naar € 49,40.
A
€ 140
B
€ 320
C
€ 420
D
€ 600

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Toelichting:
 winst per optie = (49,40 – 46,20 – 1,80) × 100 = 140

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jan koopt 4 call opties Philips met een uitoefenprijs van € 26,80. De optiepremie is € 1,50. De beurskoers van een aandeel Philips is op dat moment € 24,20. Drie maanden later, op het einde van de looptijd van de call optie, is de beurskoers van een aandeel Philips € 26,20. Hoe groot is het verlies van Jan met deze transactie?
A
€ 320
B
€ 440
C
€ 600
D
€ 840

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Toelichting:
Jan kan niet meer verliezen dan het geld dat hij heeft gestoken in het kopen van de opties en dat is € 1,50 × 400 = € 600.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De koers van een aandeel Fugro is € 32,40. Helga koopt 10 put opties Fugro met een uitoefenprijs van € 31,80. De optiepremie is € 0,90. Twee maanden later is de koers van een aandeel Fugro gezakt naar € 29,60. Bereken de winst als Helga nu gebruik maakt van haar uitoefenrecht.
A
€ 1.100
B
€ 1.300
C
€ 1.900
D
€ 2.200

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Toelichting:
 (31,80 – 29,60 – 0,90) × 1.000 = € 1.300

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het rendement is de winst, die op de optie wordt behaald vergeleken met de investering in de optie

             winst optie
rendement = ---------------------- x 100%
              aankoopprijs optie

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lisa verwacht dat de koers van het aandeel Aegon, nu € 42,50, in de toekomst gaat dalen. Zij koopt daarom 10 put opties met een uitoefenprijs van € 40,50. De optiepremie is € 1,50. Na 6 maanden noteert het aandeel Aegon € 37,20. Bereken het rendement dat Lisa heeft behaald met deze aankoop.
A
33,30%
B
96,40%
C
120%
D
253%

Slide 12 - Quizvraag

1,50 x 1000 = 1500 aankoopprijs
 1.000 x (40,50 - 37,20 - 1,50) = 1.800. winst
1.800/1.500 x 100% = 120%.

Het antwoord is C: 120%
1,50 x 1000 = 1500 aankoopprijs

 1.000 x (40,50 - 37,20 - 1,50 ) = 1800 winst

1.800/1.500 x 100% = 120%.


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Guus koopt drie call opties omdat hij verwacht dat de koers van het aandeel Fugro gaat stijgen. Een aandeel Fugro heeft nu een beurskoers van € 4,75. De uitoefenprijs is € 4,90. Na 3 maanden is de koers van het aandeel Fugro gestegen naar € 6,15. De optiepremie is € 0,40. Bereken het rendement dat Guus met het kopen van die call opties heeft behaald. Het rendement is de winst gedeeld door de investering x 100%.
A
212,50%
B
750,00%
C
937,50%
D
1005%

Slide 14 - Quizvraag

0,40 x 300 = 120 aankoopprijs
 300 x (6,15 - 4,90 - 0,40) = 255. winst
255/120 x 100% = 212,50%.

Het antwoord is A: 2,125
 Toelichting:
0,40 x 300 = 120 aankoopprijs
 300 x (6,15 - 4,90)  = 375 opbrengst
375 - 120 = 255 winst
255/120 x 100% = 212,50%.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij het schrijven van een put optie is het risico minder groot dan bij het schrijven van een call optie
A
De bewering is juist
B
De bewering is onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Het risico bij een put optie is gelijk aan de uitoefenprijs (als het aandeel waardeloos is geworden. Het risico bij het schrijven van een call optie is theoretisch oneindig groot. Het risico is gelijk aan het verschil tussen de uitoefenprijs en beurskoers van dat aandeel. Als de beurskoers heel sterk gestegen is, kan dat de schrijver heel veel gaan kosten.
 A: De bewering is juist
Het risico bij een put optie is gelijk aan de uitoefenprijs (als het aandeel waardeloos is geworden. Het risico bij het schrijven van een call optie is theoretisch oneindig groot. Het risico is gelijk aan het verschil tussen de uitoefenprijs en beurskoers van dat aandeel. Als de beurskoers heel sterk gestegen is, kan dat de schrijver heel veel gaan kosten.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgaven 8.32 en 8.33

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.32
De koper van de putoptie zal deze uitoefenen bij een prijs van ...
A
40
B
40 en 48
C
48 en 56
D
56

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8.32
Bij een beurskoers van 48 heeft de schrijver van de optie een ...(1) van ...(2)
A
1> verlies 2> € 1
B
1> verlies 2> € 0,80
C
1> winst 2> € 1
D
1> winst 2> € 0,80

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8.32 en 8.33
8.32.2
Rendement schrijver putoptie = 0,80 / 1,80 x 100 = 44,4%
8.33
Een schrijver van een calloptie heeft nadeel als de koers hoger is dan de uitoefenprijs en deze zou oneindig kunnen stijgen
Een schrijver van een putoptie heeft nadeel als de koers lager is dan de uitoefenprijs en deze kan niet verder dalen dan € 0

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opties kunnen ook worden gebruikt om de risico's van aandelen in te perken. 
Stel je belegt € 10.000,- in aandelen, maar hebt dit geld binnenkort wel weer nodig voor een uitgave.
Je hoopt dat de waarde van de aandelen in de tussentijd stijgt, maar ziet ook het risico dat de waarde van de aandelen daalt en je op het moment van verkoop een groot verlies hebt

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stel je koopt 200 aandelen KS BV voor € 50,-, dus 
in totaal € 10.000,-
Stel dat de waarde na 1 maand € 55,- is. 
De winst is dan 200 x ( 55 - 50 ) = € 1.000,-

Stel dat de waarde na 1 maand € 45,- is.
Het verlies is dan 200 x ( 50 - 45 ) = € 1.000,-


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stel je koopt 200 aandelen KS BV voor € 50,-, dus in totaal 
€ 10.000,-. En je koopt er 2 put opties bij met een uitoefenprijs van € 49,- voor een optiepremie van € 0,75

Stel dat de waarde na 1 maand € 55,- is. 
De winst is dan 200 x ( 55 - 50 ) - 200 x 0,75 = € 850,-



Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stel je koopt 200 aandelen KS BV voor € 50,-, dus in totaal 
€ 10.000,-. En je koopt er 2 put opties bij met een uitoefenprijs van € 49,- voor een optiepremie van € 0,75

Stel dat de waarde na 1 maand € 45,- is.
Het verlies is dan 200 x ( 50 - 49 ) - 200 x 0,75 = € 350,-


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een belegger koopt 200 aandelen tegen een beurskoers van € 43,80 en twee put opties op datzelfde aandeel met een uitoefenprijs van € 42,00 en een optiepremie van € 0,70. Hoeveel bedraagt het maximale verlies per aandeel dat de belegger op deze positie kan lijden?
A
€ 1,80
B
€ 2,50
C
€ 0,70
D
€ 3,60

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Toelichting:
De opbrengst van het aandeel bedraagt minimaal € 42. Voor het aandeel heeft de belegger € 43,80 betaalt en voor de optiepremie € 0,70. Totale kosten 43,80 + 0,70 = € 44,50. Het verschil tussen 44,50 en 42 = € 2,50 is het maximale verlies.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Coole termen
houder call optie = long call
schrijver call optie = short call

houder put optie = long put
schrijver put optie = short put

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De schrijver van een putoptie, short put, hoopt dat de koers van het aandeel gaat ...
A
dalen
B
stijgen

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijver put optie heeft plicht om aandeel te kopen tegen de uitoefenprijs.
Als de beurskoers hoger is dan de uitoefenprijs, maakt de houder van de optie er geen gebruik van en heeft de schrijver de optiepremie als winst

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hw.
Opgaven 8.34 en 8.37

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.34.2
A
€ 1,- want dat is het verlies
B
€ 0,50 want daar speel je quitte

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8.34.3
A
Hedger, want probeert verlies te beperken
B
Hedger, want probeert mooie winst te maken
C
Speculant, want probeert verlies te beperken
D
Speculant, want probeert mooie winst te maken

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8.37 grafiek 1
short call, want bij een hogere beurskoers heb je ...(1) om het aandeel te ...(2) tegen de uitoefenprijs en heb je dus een groot verlies
A
1> het recht 2> kopen
B
1> het recht 2> verkopen
C
1> de plicht 2> kopen
D
1> de plicht 2> verkopen

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies