Herhaling unité 4: grammaire 1 (regelmatige ww op -RE) + vocabulaire
1 / 23
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Welke werkwoorden ken je die eindigen op -RE?
(kijk eventueel in je boek: blz 16)
(kijk eventueel in je boek: blz 16)
Slide 6 - Woordweb
Slide 7 - Tekstslide
répondre
attendre
entendre
vendre
perdre
décendre
De werkwoorden op –RE :
verkopen
antwoorden
wachten
horen
verliezen
uitstappen
Slide 8 - Sleepvraag
Vous _______(geven antwoord)
A
entendez
B
répondez
C
rendez
D
perdez
Slide 9 - Quizvraag
Vertaal:
Jij hoort. (entendre)
Jij hoort. (entendre)
Slide 10 - Open vraag
Vertaal:
U stapt uit
U stapt uit
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Vertaal:
Wij hebben gehoord. (entendre)
Wij hebben gehoord. (entendre)
Slide 13 - Open vraag
Vertaal:
Ik heb verkocht
Ik heb verkocht
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
Le corps
La tête
La main
Le bras
La jambe
le pied
Le ventre
Slide 16 - Sleepvraag
l'aspirine
la fièvre
la pharmacie
le ventre
la tête
malade
Slide 17 - Sleepvraag
Traduisez:
Qu'est-ce que je peux faire pour vous?
Qu'est-ce que je peux faire pour vous?
A
Wat kan ik voor u doen?
B
Heeft u een afspraak?
C
Waar heeft u pijn/last van?
D
Heeft u een doorverwijzing?
Slide 18 - Quizvraag
''J'ai un rhume qui ne guérit pas.''
Wat betekent 'guérit'?
Wat betekent 'guérit'?
A
overgeven
B
geneest
C
medicijn
D
een recept
Slide 19 - Quizvraag
Traduisez:
J'ai mal à la gorge
J'ai mal à la gorge
A
Ik heb buikpijn
B
ik heb hoofdpijn
C
ik heb keelpijn
D
ik heb oorpijn
Slide 20 - Quizvraag
Vertaal:
Ik heb hoofdpijn
Ik heb hoofdpijn
