keuzevoorzetsels

Samengevat:

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Samengevat:

Slide 1 - Tekstslide

an = aan, naar                              

auf = op

in = in, naar, over

hinter = achter                           Wo ?/ Wann?  >>>> 3e n.v.

neben = naast

unter = onder                              Wohin? ( beweging in  

über = boven, over                      richting) >>> 4e n.v.

vor = voor, geleden

zwischen = tussen

Slide 2 - Tekstslide

Let op!!

Als je geen antwoord krijgt op de vragen ; wo?, wann?, wohin?

 dan is het altijd de 3e n.v, behalve bij de woorden: auf und über.

die twee voorzetsels krijgen dan de 4e naamval!!

VB: Ich warte auf meinen Mann

(want ik zit niet letterlijk boven op mijn man te wachten..toch?)

Slide 3 - Tekstslide

Beispiele:


1. Boris steht auf d......... Stuhl (m). >> stehen auf >> Wo? >> 3e >> m = dem


2. Boris springt auf d....... Stuhl (m). >> springen auf >>Wohin? beweging >> 4e >> m = den


Jetzt ihr:

3. Ich lege das Buch auf d........ Tisch (o). 

4. Das Bild hängt an d............. Wand (v).

5. Ich erzähle etwas über mein....... Bruder.


Slide 4 - Tekstslide

DATIV (3e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag : wo? (=waar)

                                                   wann?(=wanneer)

(tip: hele werkwoord+vz= zich bevinden)

Slide 5 - Tekstslide

voorbeeld

Er steht vor d... Tür(v).

waar staat hij? "voor de deur" dus DATIV

Er steht vor der Tür.

Slide 6 - Tekstslide

Akkusativ (4e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag: wohin?(=waarheen)

(tip:hele werkwoord+vz= beweging met einddoel)

Slide 7 - Tekstslide

voorbeeld

Er springt in d... Wasser(o).

waarheen? springt hij "in het water" dus Akkusativ

Er springt in das Wasser.

Slide 8 - Tekstslide

Hoeveel Wechselpräpositionen kent het Duits?
A
7
B
8
C
9
D
10

Slide 9 - Quizvraag

Keuzevoorzetsels: Welke vragen kun je stellen voor de derde naamval?
A
Wohin? Wann?
B
Wann? Wo?
C
Woher? Wo?
D
Warum? Wann?

Slide 10 - Quizvraag

Welke vraag stel je om een vierde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wodurch?
D
Wovon?

Slide 11 - Quizvraag

Füllt den richtigen Fall aus.

Das Auto steht vor d...….Garage (v)

Slide 12 - Open vraag

Füllt den richtigen Fall aus.

Das Heft fällt auf d...…...Boden (m).

Slide 13 - Open vraag

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den

Slide 14 - Quizvraag

Das Bild hängt an d... Wand(v).
A
die
B
der

Slide 15 - Quizvraag

Er geht in d... Disko(v).
A
die
B
der

Slide 16 - Quizvraag

Es fällt hinter dein... Stuhl(m).
A
deinem
B
deinen

Slide 17 - Quizvraag

Er spricht nicht über sein... Schüler(mv).
A
seine
B
seinen

Slide 18 - Quizvraag

Es fällt hinter dein... Stuhl(m).
A
deinem
B
deinen

Slide 19 - Quizvraag

Een week geleden.
A
Eine Woche geleden.
B
Vor einer Woche.
C
Nach einer Woche.

Slide 20 - Quizvraag

Vertaal in het Duits:
Hij staat tussen zijn ouders.

Slide 21 - Open vraag

...en nu de oortjes in en kijken maar.....


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

eine letzte Übung für heute:
ga naar de volgende slide en vul de antwoorden in....wel goed nadenken!!

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link

Hausaufgaben:
Arbeitsbuch, Kapitel 6, Aufgabe 32, 33

Slide 26 - Tekstslide

Gut gemacht!

Slide 27 - Tekstslide