§5.2 Verbranding

§5.2 Verbranding
Lesplanning:
  1. Uitleg verbranding
  2. Opgaven §5.2 maken
  3. Huiswerkopdracht
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

§5.2 Verbranding
Lesplanning:
  1. Uitleg verbranding
  2. Opgaven §5.2 maken
  3. Huiswerkopdracht

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les  kan je...
  • het reactieschema opstellen;
  • het verschil tussen een volledige en onvolledige verbranding;
  • de drie voorwaarden noemen die nodig zijn voor een verbranding;
  • manieren om brand te blussen verklaren.


Slide 2 - Tekstslide

Hoe kan je vuur
uitdoven?

Slide 3 - Woordweb

Drie voorwaarden voor verbranding
3 voorwaarden:
  • brandstof
  • zuurstof
  • ontbrandingstemperatuur

Slide 4 - Tekstslide

Temperatuur verlagen
  • Blussen
      met water

  • Kaarsje
      uitblazen 

Slide 5 - Tekstslide

Zuurstof wegnemen
  • Blussen
      met schuim
  • Zand
  • Blusdeken

Slide 6 - Tekstslide

Brandstof wegnemen
  • Gaskraan dicht
     draaien
  • Uit laten
     branden
  • Brandgangen
     maken in het
     bos

Slide 7 - Tekstslide

Maar wat is nou eigenlijk verbranding? Wat gebeurt er en hoe komt het dat de ene vlam blauw is en de andere oranje?

Slide 8 - Tekstslide

Verbranding is een chemische reactie
Bij een chemische reactie verdwijnen stoffen en ontstaan nieuwe stoffen. 

Slide 9 - Tekstslide

Verbrandingsreactie
aardgas + zuurstof --> koolstofdioxide + waterdamp

Slide 10 - Tekstslide



  • voldoende zuurstof
  • reactieproduct
     koolstofdioxide en waterdamp


  • onvoldoende zuurstof
  • reactieproduct
     roet of koolmonoxide
Volledige verbranding
Onvolledige verbranding

Slide 11 - Tekstslide

Koolmonoxide

Slide 12 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les  kan je...
  • het reactieschema opstellen;
  • het verschil tussen een volledige en onvolledige verbranding;
  • de drie voorwaarden noemen die nodig zijn voor een verbranding;
  • manieren om brand te blussen verklaren.


Slide 13 - Tekstslide

Voor elke verbranding is zuurstof nodig?
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Bij een verbranding verdwijnt de brandstof.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Zolang er maar genoeg zuurstof is blijft het vuur branden
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Bij een onvolledige verbranding ontstaat er alleen koolstofdioxide
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Wat is waar over volledige verbranding?
A
Een gele vlam betekent volledige verbranding
B
Bij volledige verbranding kan koolstofmonoxide vrijkomen
C
Een vlam met volledige verbranding maakt geen roet
D
Volledige verbranding bestaat helemaal niet

Slide 18 - Quizvraag

Als je een brand wil blussen, kan dat alleen door de temperatuur te verlagen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Een gasleiding is in brand geraakt. Om de brand te blussen draait de brandweer de gaskraan dicht.
Welke voorwaarde voor verbranding haalt de brandweer weg?
A
Brandstof
B
Zuurstof
C
Temperatuur

Slide 20 - Quizvraag

Bij een bosbrand wordt de brand op een plek gehouden tot dat stuk is opgebrandt
Welke brandvoorwaarde neem je weg?
A
Zuurstof
B
Ontbrandings-temperatuur
C
Brandstof

Slide 21 - Quizvraag