24 grammatica uitleg en oefenen

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Les 24 - Triclinium

Even oefenen!

Het meisje, dat op straat loopt, heeft een rood jurkje aan.
Het betr. vnw. staat in de:

1. nominativus
2. genitivus
3. accusativus
4. dativus

De vrouw, van wie ik dit cadeau heb gekregen, heet Simone.
Het betr. vnw. staat in de:

1. nominativus
2. genitivus
3. dativus
4. ablativus

De woorden, waardoor ik erg boos werd, werden door de leraar uitgesproken.
Het betr. vnw. staat in de:

1. nominativus
2. accusativus
3. dativus
4. ablativus

Het verhaal, dat ik zojuist heb verteld, vond iedereen mooi.

1. nominativus
2. accusativus
3. genitivus
4. dativus

De meneer, met wie ik praat, heeft een grote neus.

1. accusativus
2. genitivus
3. ablativus
4. dativus

Het boek, dat ons inspireert, is geschreven door Plato.

1. nominativus
2. accusativus
3. genitivus
4. ablativus

Het betrekkelijk voornaamwoord komt in .... overeen met het antecedent.

1. naamval, getal en geslacht
2. naamval en geslacht
3. getal en geslacht
4. getal en naamval

welke naamval is
qui (2x)

1. nom. mv. vr.
2. nom. mv. m.
3. nom. ev. m.
4. abl. ev. m.

quibus is

(meerdere antwoorden goed)

1. acc.ev.m.
2. dat.mv. vr
3. abl.mv. m.
4. abl.mv.vr

Genitivus mv van qui is

1. quos
2. quorum
3. quarum
4. quis

de vorm cuius is in alle geslachten gelijk

1. ja
2. nee

Dea, quam amamus, pulchra est.
Wat is het antecedent?

VERTAAL: Dea, quam amamus, pulchra est.

Servi irati, quos timemus, magni sunt.
Wat is het antecedent?

VERTAAL: Servi irati, quos timemus, magni sunt.

Urbem, quae aedificata est, Romam vocamus.

1. De stad, waarin gebouwd is, noemen wij Rome.
2. De gebouwde stad noemen wij Rome.
3. De stad, die gebouwd is, noemen wij Rome.
4. Welke stad die gebouwd is noemen wij Rome?

Urbs, cui muros Romulus aedificabat, erat Rome.

1. De stad, waarvoor Romulus muren bouwde, was Rome.
2. De stad, van wie Romulus de muren bouwde, was Rome.
3. Romulus bouwde muren voor de stad, die Rome was.
4. De stad, die met muren door Romulus was gebouwd, was Rome.

Cui urbi muros Romulus aedificabat?

1. De stad voor welke Romulus muren bouwde.
2. Voor welke stad bouwde Romulus muren?

Populus, cuius rex erat Romulus, Romae vivebat.

1. Romulus was koning van het volk dat in Rome leefde.
2. Het volk dat Romulus als koning had, leefde in Rome.
3. Het volk, van welke Romulus koning was, leefde in Rome.
4. Welk volk had Romulus als koning en leefde in Rome?

Bijv. vr. vnw. 

Betrek. vnw.

Zelfst. vr. vnw

Puer, cuius ... , fecit

Qui puer .... fecit? 

Petrus, qui .... , lacrimat

In qua urbe habitatis?

Quid fit?

Het betrekkelijk voor-
naamwoord snap ik

helemaal niet

een beetje

al best goed

eitje!