2425 Herhaling 1e deel H6 (demografie, cultuur, politiek en klimaat)

2425 Herhaling  H6 Zuid Amerika
1 / 69
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo lwoo, vwoLeerjaar 6

In deze les zitten 69 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

2425 Herhaling  H6 Zuid Amerika

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geschiedenis > heden
1500 > Europeanen nemen de macht over, oorspronkelijke bevolking neemt sterk af.

1600 > Slaafgemaakten uit Afrika vormen de nieuwe onderklasse, natuur verandert in plantages

1800 > Lokale elite neemt de macht over, ongelijkheid blijft

na 1900 > Migratie uit andere Europese landen en Azië

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar en waarom daar?
  • Inheemse bevolking
  • Afrikaanse afkomst
  • Europese afkomst

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Inheemse bevolking alleen in Bolivia en Guatamale nog meerderheid.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord
Op welke manier hebben natuurlijke omstandigheden een grote invloed op de spreiding en dichtheid van de bevolking?
bij gunstige omstandigheden heeft een gebied een grotere draagkracht en kunnen er meer mensen een bestaan opbouwen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bevolkingsdruk

De mate waarin de bewoners van een gebied beslag leggen op de aanwezige ruimte en hulpbronnen. 

De bevolkingsdruk bij gunstige omstandigheden laag/ hoog. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bevolkings-spreiding
Bevolkingsdruk hangt af van de draagkracht van een gebied:
  • Klimaat
  • Bodemkwaliteit
  • Beschikbaarheid water
Bevolkingsdruk
De intensiteit (mate) waarin de inwoners van een gebied beslag leggen op de aanwezige ruimte en kringlopen.
Draagkracht
Het maximaal aantal mensen dat op een gebied of op aarde kan leven zonder schade aan te richten aan het ecosysteem.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dunbevolkte gebieden verklaard

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bevolkingsspreiding verklaard
Bevolkingsgroep
Oorspronkelijke woonplek(ken) in Zuid-Amerika
Verklaring
Inheemse bevolking
Inca's
- langs rivieren in Amazone
- hogere delen Andes
-voedsel uit bos en water en vis
-Gematigd klimaat gunstig voor verbouwen aardappelen, gerst en tarwe
Europese kolonisten
- lagere valleien en plateaus

- kustzones vooral bij rivierdelta's
- warmer klimaat gunstig voor verbouw handelsgewassen cacoa, koffie, suikerriet
- verschepen handelsgewassen en grondstoffen naar moederland

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Demografisch transitiemodel

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regionale verschillen en gezinsplanning
Wel bestaan er binnen landen regionale verschillen, vooral veroorzaakt door:


Overheidsprogramma’s voor gezinsplanning zijn daarom vooral gericht op:
lage inkomensgroepen in de stad en op het platteland
Waarom?




want daar zijn de geboortecijfers nog vaak hoog
verschil in welvaart

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verstedelijking
Zuid-Amerika is het meest verstedelijkte continent ter wereld, gemiddeld:



Waardoor was er een snelle verstedelijking na 1950?


80% van de bevolking woont in een stad
uitstoot arbeidskrachten in de landbouw op platteland opkomst industrie in steden

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inca's
13e eeuw
elite vs. onderhorige massa

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitvoeren macht
en "bescherming"
Belasting en diensten
Elite

Bestuurslaag en leger
Boeren, burgerij (onderhorig)

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koloniale periode 
Spanje & Portugal overheersen
Slaven werkten op de plantages
Inheemse gebieden niet
gekoloniseerd?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feodale structuur
  • 1825 bijna alle landen onafhankelijk
  • feodale structuur bleef bestaan
  • machtshebbers hebben geen belang bij goede voorzieningen voor de armere massa op het platteland
  • Cliëntelisme
  • ontsnappen? --> vlucht naar de stad 
  • FEODALE STELSEL GRONDOORZAAK: economische achterstand en politieke problemen Zuid Amerika

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorming van de oligarchie
Macht in kleine groep elitairen
Staat in dienst van de elite

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opkomst van het populisme
Oligarchie (macht bij kleine groep mensen) zet kwaad bloed bij bevolking. Populistische partijen spelen hier op in. 

  • Latijnse populus betekent volk.
  • Populisten; belangrijk is charismatische leider en spreken namens 'de mensen' of 'het volk'. 

Slide 25 - Tekstslide

'De mensen zijn het zat', 'het volk pikt het niet langer' en 'het is de schuld van de elite'. Zomaar drie zinnetjes die je met een heel klein beetje speuren al snel tegenkomt in toespraken en campagnes van populistische politici. Want populisten spreken altijd namens 'de mensen' of 'het volk'. Het Latijnse woord populus betekent niet voor niets letterlijk volk.
Juan Domingo Perón (Lobos, 8 oktober 1895 – Olivos, 1 juli 1974) was een Argentijns militair en president van Argentinië van 1946 tot 1955 en van 1973 tot 1974. 
Eva Maria Duarte de Perón (Los Toldos, 7 mei 1919 – Buenos Aires, 26 juli 1952) was de tweede echtgenote van de Argentijnse president Juan Perón (1895-1974) en first lady van 1946 tot haar dood in 1952.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na WO II --> bemoeienis vanuit de VS
Doel: tegengaan communisme en socialisme in Zuid-Amerika (Koude Oorlog)

Gevolgen: militaire regimes aan de macht (geholpen door VS)

Pas in de economische crisis van de jaren '80 zijn de meeste van deze regimes afgezet

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


De huidige tijd
Strijd tussen neo-liberalisme & linkse regimes

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijdspad
1500-1800: koloniale periode (cliëntelisme)
1800-1930: Elite aan de macht (oligarchie)
1930-1950: Het volk aan de macht? (populisme)
1950-1980: Het leger aan de macht (militaire dictatuur)

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dictuur 
Koloniaal
Meer democratisch maar instabiel
Oligarchie
Populistische

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

WO II - 1980: veel rechtse dictaturen gesteund door V.S.
  • Veel regimes vervangen door meer democratische regeringen.
  • Bloedige dictaturen met directe of indirecte hulp van de V.S. (gemotiveerd vanuit angst voor communisme)

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jaren '80: Neoliberalisme (naar Amerikaans voorbeeld)
Kernwoorden:

  • Privatisering
  • Bezuinigen op overheidsuitgaven
  • Deregulering
  • Vrijhandel
Neoliberalisme?
Een ontwikkelingsbeleid gebaseerd op het privatiseren van staatsbedrijven, het verlagen van handelstarieven, het verkleinen/afschaffen van overheidssubsidies, het verlagen van winstbelasting en het afschaffen van regels voor het bedrijfsleven.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vanaf 2000: Bevolkingsparticipatie
Door het neoliberalisme nam de sociale en regionale ongelijkheid enorm toe.

Reacties van burgers leidden tot:
  • Bottom-up democratisering
  • Sociale participatie

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Good governance

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

algemeen
Over het algemeen geldt hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Dus van tropisch regenwoud (rond evenaar) naar toendra (in het zuiden)
verstorende factoren
De ligging van het langgerekte Andesgebergte zorgt voor verstoring van dit algemene patroon.

Ook windrichting en zeestromen zorgen voor verstoringen.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dus niet alleen van noord naar zuid een 
veranderend klimaat. 
Maar ook van oost naar west.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dus niet alleen van noord naar zuid een veran-derend klimaat. Maar ook van oost naar west.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Luchtdruk en winden januari

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klimaatbepalende factoren
Temperatuur wordt beïnvloed door:
- breedteligging
- hoogteligging
- warme/koude zeestroom
- ligging dichtbij/verweg van zee
Neerslag wordt beïnvloed door:
- ligging van de ITCZ/luchtdruk
- reliëf
- ligging dichtbij/ver weg van zee
- aanlandige of aflandige wind
- warme/koude zeestroom

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Januari
Juli

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

steeds minder neerslag

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pampa's (Steppen)
?
Op welke savannevegetatie lijkt deze veel? (Llanos, cerrado of Caatinga)
?
Wat is het verschil met de Llanos?

Slide 42 - Tekstslide

Pampas zijn vruchtbaar en worden gebruikt voor de landbouw,
Llanos worden gebruikt voor veeteelt. 
De Pantanal is een soort soepkom, die ieder half jaar bijna helemaal volloopt met water uit de omringende bergen en rivieren.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jonge oceanische korst is lichter dan oude oceanische korst.

Bij jonge, lichte oceanische korst is sprake van vlakke subductie.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij diepe subductie:

- aardkorst duikt diep in de mantel
- aardkorst smelt
- taai gasrijk magma stijgt op
- komt aan oppervlak (dus uitvloeiiingsgesteente)
- stolt als andesiet.

Zit tussen graniet en basalt in.

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Graniet
Dieptegesteente Ontstaan bij subductie
Meest taaie magma
Andesiet =
Uitvloeiingsgesteente
(=vulkanische gesteente)
Ontstaan bij subductie
middelmatig taaie magma
Basalt =
Uitvloeiingsgesteente
(=vulkanische gesteente)
Ontstaan bij divergentie
vloeibare magma
Steeds taaier magma

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Economie Zuid-Amerika

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Economische groei
Bijna alle landen laatste decennia economische groei
- hoger BBP/hoofd
- hogere levensverwachting
- lager % analfabetisme


Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gini-coëfficient
Sociale ongelijkheid meten we dmv de GINI-index. De Lorenzcurve is hiervan de grafische weergave. 




Slide 49 - Tekstslide

Waar is meer ongelijkheid, Brazilië of Hongarije?
              Koloniale tijd
Export van grondstoffen
  • mijnbouw
  • landbouw
    Levert relatief weinig op.
Oligarchen alleen voor eigen gewin.
  • Latifundia's
Veel bewoners van het platteland nauwelijks grond ter beschikking om in hun levensonderhoud te voorzien.
Nu nog scheve grondbezitverhoudingen terug te zien.
Import van industrie-producten.
Zijn relatief duur.

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fase 1: 1950-1990
Economische stagnatie
1. economisch dualisme: moderne landbouw bestaat bijvoorbeeld naast traditionele landbouw.
2. negatieve handelsbalans
3. importsubstitutie
4. de-agrarisatie
5. grote staatsschuld: wereldbank gaat zich bemoeien met economisch beleid.

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Handelsbalans Zuid-Amerika
Exportpakket:

Geld wordt verdient door verkoop aan buitenland van:

- ruwe grondstoffen
- landbouwproducten

Prijs is wisselvallig, relatief goedkoop.
Importpakket:

Uit het buitenland worden complexere producten gekocht zoals:

- machines
- chemicaliën

Zijn contant en relatief duur.
Gevolg: negatieve handelsbalans

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Importsubstitutie
Wens: minder afhankelijk van buitenland.
Gevolg: meer protectiemaatregelen

Beleid: importsubstitutie
Industrieproducten zelf maken ipv uit het buitenland halen.

Nodig: fabrieken met machines -> investeren -> toename staatsschuld.
fabrieken vooral in handen van overheid

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ondertussen:
Arme plattelanders trokken naar de stad:
ruraal-urbane migratie (toename verstedelijkingsgraad)

De-agrarisatie
-> landbouw werd minder belangrijk voor de economie
 

economische sectoren
primaire sector = landbouw/visserij/mijnbouw

secundaire sector = industrie/nijverheid

tertiaire sector = dienstensector

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beleid importsubstitutie succesvol?
De zelfgemaakte industrieproducten zijn
-  duurder 
- van slechte kwaliteit
Oorzaken:
- gebrek aan interne concurrentie
- beperkte afzetmarkt
Gevolg: grote staatsschuld die niet afgelost wordt, wereldbank grijpt in.
-> bezuinigen 
-> blik meer op het buitenland te richten:
Geen protectionisme, wel ruim baan voor buitenlandse investeerders. Overheidsbedrijven werden geprivatiseerd.

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fase 2: economische groei
(1990 - 2012) 
Wereldwijd economische groei
-> meer vraag naar grondstoffen
-> hogere prijs grondstoffen
-> positieve handelsbalans Zuid-Amerikaanse landen.


MNO's vestigen zich vooral in kuststeden.
Veel directe buitenlandse investeringen. (brengt werkgelegenheid)

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fase 3: onzekere toekomst 
Wereldeconomie koelt af: recessies/economische crisis

Mensen die wonen in de stad werken niet in de landbouw.

industrialisatie
tertiairisering
Werken in fabrieken.
(vaak textiel)
Werken in dienstensector
(ook informele sector)
schoonmaker, straatverkoper
economische sectoren
primaire sector = landbouw/visserij/mijnbouw

secundaire sector = industrie/nijverheid

tertiaire sector = dienstensector
Te snel groot geworden: te laagwaardig

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huidige verdeling van de beroepsbevolking (2020)
Algemene regel:
Hoe hoger het % dat werkt in de landbouw, hoe lager het ontwikkelingspeil.


Hoog % diensten -> niet direct hoog ontwikkelingspeil, want kan sprake zijn van grote informele sector.

Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieuwe poging tot diversificatie van de economie:
Exportvalorisatie
grondstoffen eerst bewerken tot halffabrikaat of eindproduct.

Voordelen:
- levert werkgelegenheid op
- levert meer geld per eenheid op
- minder gevoelig voor prijsschommelingen dan grondstoffen

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diversificatie van de economie.

Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veranderend exportpakket

Slide 61 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tegenwoordig meer samenwerking op eigen continent
Vooral gericht op:

- gezamenlijke defensie
- verbeteren infrastructuur op continentaal schaalniveau

Slide 62 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbeteren infrastructuur
-
IRRSA
Initiatief voor Infrastructurele Integratie van Zuid-Amerika
Opvallend:
China neemt het voortouw.

Meer Zuid-zuid samenwerking.

Het 'rijke noorden' als centrumgebied wordt minder belangrijk.


Slide 63 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbeteren infrastructuur
-
IRRSA
Initiatief voor Infrastructurele Integratie van Zuid-Amerika
Nadelen/risico's

- landgrabbing
- ontbossing
- landdegradatie en
- verlaging van de biodiversiteit
- toenemende regionale ongelijkheid


Slide 64 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken opgave 2 blz 190
  • Markeer WAT (vaak doe-woord) je moet doen en WAAROVER (vaak begrip) het moet gaan.
  • Herhaal de vraag aan het begin van je antwoord.                          De hoge bevolkingsdichtheid van Zuidoost-Azië...
  • Controleer je antwoord.

Slide 65 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verklaar de hoge bevolkingsdichtheid van Zuidoost-Azië vanuit de historische dimensie.

Reeds voor de koloniale tijd was Zuidoost-Azië relatief dichtbevolkt en Zuid-Amerika was dat minder. 

Ook goed: de oorspronkelijke bewoners van Zuid-Amerika stierven in grote getale als gevolg van voor hen onbekende besmettelijke ziekten die door de Europeanen werden meegenomen (in Zuidoost-Azië was dat minder het geval).

Slide 66 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vergelijk Zuid-Amerika met Zuidoost-Azië: waar zal het verstedelijkingstempo lager liggen: in Zuid-Amerika of Zuidoost-Azië? Verklaar je antwoord.
Gebruik bron 37.
Het verstedelijkingstempo zal in Zuid-Amerika het hoogst liggen, omdat de meeste mensen daar al in de stad wonen (de verstedelijkingsgraad is hoog) / in Zuidoost-Azië er nog relatief veel mensen op het platteland wonen (die o.a. vanwege de-agrarisatie in de toekomst nog naar de stad kunnen gaan trekken).
Belangrijk: vergeet verklaring niet!

Slide 67 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak op basis van gegevens van GB 243D duidelijk of in de toekomst op de kaart van bron 37 meer of juist minder contrast te zien zal zijn tussen de macroregio’s Zuid-Amerika en Zuidoost- Azië. Doe dit zo: kies eerst voor ‘meer’ of ‘minder’ en beargumenteer daarna je keuze.

Minder. De verstedelijkingsgraad is volgens de gegevens van bron 37 voor het grootste deel van Zuid-Amerika hoger dan die in Zuidoost-Azië. Het verstedelijkingstempo (GB 243D) ligt in Zuidoost-Azië in het algemeen iets hoger dan in Zuid-Amerika. Dit betekent dat het verschil in verstedelijkingsgraad voor beide macroregio’s iets zal afnemen.

Slide 68 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op de atlaskaart is te zien dat de verdubbelingstijd in Bolivia en Laos hoger zal zijn dan die van Brazilië en Indonesië.
Geef hiervoor twee verklaringen vanuit de demografische dimensie, af te lezen uit de bronnen. Gebruik voor beide verklaringen een oorzaak-gevolgredenering.
Gebruik de bronnen 35 en 36, en GB 243B.



(1) Oorzaak: de bevolkingspiramiden van Bolivia en Laos hebben relatief een groter aandeel jongeren (zoals van 0-15 jaar) die in de toekomst de vruchtbare laag gaan vormen dan Brazilië en Indonesië; hieruit (gevolg) mag gededuceerd worden dat de bevolking van Bolivia en Laos sneller zal groeien dan die van Brazilië en Indonesië;

(2) Oorzaak: de bevolkingssamenstelling van zowel Brazilië als Indonesië kent een hoger aandeel ouderen (met name mensen boven de gangbare vruchtbare leeftijd) in vergelijking met die van Bolivia en Indonesië. Gevolg: waardoor er relatief veel ouderen zijn die geen / minder kinderen meer krijgen zwakt de bevolkingsgroei af.

Slide 69 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies