Hoofdstuk 6 breuken en procenten (6.5 t/m 6.7)
1 / 45
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Als 1 % = 1 op de 100,
wat betekent 3 % dan?
wat betekent 3 % dan?
Slide 2 - Open vraag
En wat betekent 5% dan?
Slide 3 - Open vraag
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Open vraag
Hoeveel procent is 2/3 ?
A
100 %
B
50 %
C
66,6 %
D
70%
Slide 15 - Quizvraag
Welke breuk hoort bij 70%
A
1/10
B
7/10
C
3/5
D
1/5
Slide 16 - Quizvraag
prijsverhoging betekent dat ...
A
de nieuwe prijs minder wordt
B
de nieuwe prijs meer wordt
Slide 17 - Quizvraag
De rente ...
A
komt erbij
B
gaat eraf
Slide 18 - Quizvraag
de nieuwe prijs na de korting bereken je, door het uitrekenen van de korting in Euro's en
A
optellen deze bij de oude prijs
B
aftrekken deze van de oude prijs
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Open vraag
Slide 23 - Open vraag
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Video
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
A
1/4 = 0,25
0,25 x 100 = 25
dus 25% van de parkieten is blauw
B
3/4 = 0,75
0,75 x 100% = 75%
dus 75% van de parkieten is blauw
Slide 35 - Quizvraag
Slide 36 - Open vraag
Een fiets van €750,- wordt 8% duurder
Hoe bereken je de prijsverhoging?
Hoe bereken je de prijsverhoging?
A
758 : 100 x 8
B
750 x 108
C
750 : 100 x 8
D
758 : 100 x 108
Slide 37 - Quizvraag
Van de 20 leerlingen zijn 4 een jongen.
Het geheel is?
Het geheel is?
A
4
B
16
C
24
D
20
Slide 38 - Quizvraag
Van de 20 leerlingen zijn 4 een jongen.
Het deel is?
Het deel is?
A
4
B
16
C
24
D
20
Slide 39 - Quizvraag
Wat is de juiste berekening voor: hoeveel procent is €6 van €24?
A
€24 : €6 x 100 =
B
100 : €24 x €6 =
C
€6 : €24 x 100 =
D
Geen enkel antwoord is goed
Slide 40 - Quizvraag
Van de 20 leerlingen zijn 4 een jongen.
Het percentage bereken je zo!
Het percentage bereken je zo!
A
geheel:deel x 100
B
deel :geheel x 100
C
100 x deel:geheel
D
100: deel x geheel
Slide 41 - Quizvraag
Van de 20 leerlingen zijn 4 een jongen.
Dit is dan de som
Dit is dan de som
A
4:20 x 100
B
100:20x4
C
20:4 x100
D
100 x4 :20
Slide 42 - Quizvraag
Wat is de juiste berekening?
Bereken hoeveel procent 12 van 84 is.
Bereken hoeveel procent 12 van 84 is.
A
12 : 84 x 100
B
0,12 x 84
C
84 : 12 x 100
D
0,012 x 84 %
Slide 43 - Quizvraag
In een klas van 20 leerlingen komen er 4 leerlingen met de bus. Hoeveel procent is dit? Maak een berekening.
A
4 %
B
20 %
C
50 %
D
10 %
