Uren, weken, maanden

Seizoenen, maanden, weken, uren 
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Seizoenen, maanden, weken, uren 

Slide 1 - Tekstslide

Welke seizoenen ken je?

Slide 2 - Woordweb

              Lente

(voorjaar)
21 maart - 20 juni
maart, april, mei en juni

Slide 3 - Tekstslide

                Zomer

21 juni - 20 september
juni, juli, augustus en september

Slide 4 - Tekstslide

                Herfst
(najaar)
21 september - 20 december
september, oktober, november en december

Slide 5 - Tekstslide

               Winter

21 december - 20 maart
december, januari, februari en maart

Slide 6 - Tekstslide

Een jaar
Een jaar heeft 4 seizoenen
Een jaar heeft 12 maanden
Een jaar heeft 52 weken
Een jaar heeft 365 dagen

Slide 7 - Tekstslide


Een week heeft 7 dagen.
Een dag heeft 24 uur.
Een uur heeft 60 minuten.
Een minuut heeft 60 seconden.

Slide 8 - Tekstslide

Maanden van het jaar

Slide 9 - Tekstslide

Dagen van de week

Slide 10 - Tekstslide

Seizoenen
winter
winter     lente.     zomer.     herfst

Slide 11 - Tekstslide

De bladeren vallen in de .............
A
winter
B
lente
C
zomer
D
herfst

Slide 12 - Quizvraag

Wij maken een sneeuwpop in de .............
A
winter
B
lente
C
zomer
D
herfst

Slide 13 - Quizvraag

Er zijn veel wespen in de .............
A
winter
B
lente
C
zomer
D
herfst

Slide 14 - Quizvraag

Bomen krijgen bladeren in de .............
A
winter
B
lente
C
zomer
D
herfst

Slide 15 - Quizvraag

De zon is warm in de .............
A
winter
B
lente
C
zomer
D
herfst

Slide 16 - Quizvraag

Augustus is in de .............
A
winter
B
lente
C
zomer
D
herfst

Slide 17 - Quizvraag

Januari is in de .............
A
winter
B
lente
C
zomer
D
herfst

Slide 18 - Quizvraag

Mei is in de .............
A
winter
B
lente
C
zomer
D
herfst

Slide 19 - Quizvraag

Oktober is in de .............
A
winter
B
lente
C
zomer
D
herfst

Slide 20 - Quizvraag

Kies de goede maand.

Sleep het goede antwoord naar het grote vak.

Slide 21 - Tekstslide

januari, februari, ....... .
april
maart
mei

Slide 22 - Sleepvraag

april, mei,  ....... .
juni
juli
januari

Slide 23 - Sleepvraag

juli, augustus,  ....... .
april
november
september

Slide 24 - Sleepvraag

oktober, november, ....... .
februari
december
september

Slide 25 - Sleepvraag

april, ..............., juni.
........................., februari, maart
april
mei
september
januari

Slide 26 - Sleepvraag

.................., november, december.
juli, augustus, ....................... .
maart
oktober
september
februari

Slide 27 - Sleepvraag

Welke maand is de negende maand?
A
augustus
B
september
C
oktober
D
januari

Slide 28 - Quizvraag

Welke maand is de zesde maand?
A
augustus
B
mei
C
juni
D
juli

Slide 29 - Quizvraag

Welke maand is de tweede maand?
A
januari
B
februari
C
maart
D
april

Slide 30 - Quizvraag

Augustus is de .............. maand
A
tiende
B
negende
C
achtste
D
zevende

Slide 31 - Quizvraag

Januari is de ............. maand
A
laatste
B
eerste
C
zevende
D
derde

Slide 32 - Quizvraag

Mei is de ............. maand
A
laatste
B
vijfde
C
zevende
D
derde

Slide 33 - Quizvraag

Welke maand is het nu?

Slide 34 - Woordweb

Wat was de vorige maand?

Slide 35 - Woordweb

Wat is de volgende maand?

Slide 36 - Woordweb

Hoeveel maanden
zitten er in een jaar?

Slide 37 - Woordweb

welke dag komt na maandag?
A
donderdag
B
dinsdag
C
maandag
D
woensdag

Slide 38 - Quizvraag

welke dag komt na zondag?
A
zaterdag
B
dinsdag
C
maandag
D
donderdag

Slide 39 - Quizvraag

Welke dag is het vandaag?

Slide 40 - Woordweb

Welke dag was het gisteren?

Slide 41 - Woordweb

Welke dag is het morgen?

Slide 42 - Woordweb