Werkwoorden 4H herhaling 1 - TT

Werkwoorden - basis
intro
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werkwoorden - basis
intro

Slide 1 - Tekstslide

Samenvatting
Basisregel:  stam + uitgang

standaard uitgangen:
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
3 problemen + oplossing:

  1. stam op -t/-d -> extra 'e' bij du/er/ihr
  2. stam op veel medeklinkers -> extra 'e' bij du/er/ihr
  3. stam op sis-klank -> bij 'du' geen st maar t
uitleg

Slide 2 - Tekstslide

En nu jij!
Je krijgt 2x 13 vragen:
  • 13x basis
  • 13x varianten op basis

Kan jij alle werkwoorden al correct vervoegen?
uitleg

Slide 3 - Tekstslide

wohnen (ich)
1/13
uitleg/antwoord
wohnen -> 
stam = wohn ->
ich = -e ->
wohne
A
wohne
B
wohnst
C
wohnt
D
wohnen

Slide 4 - Quizvraag

machen (ihr)
2/13
uitleg/antwoord
machen -> 
stam = mach ->
ihr = -t ->
macht
A
mache
B
machst
C
macht
D
machen

Slide 5 - Quizvraag

rudern (du)
3/13
uitleg/antwoord
rudern -> 
stam = ruder ->
du = -st ->
ruderst
A
rudere
B
ruderst
C
rudernst
D
rudernt

Slide 6 - Quizvraag

kommen (Omar)
4/13
uitleg/antwoord
kommen -> 
stam = komm ->
Omar = er (3e persoon enk.) = -t ->
kommt
A
kommet
B
komt
C
kommst
D
kommt

Slide 7 - Quizvraag

wohnen (du)
5/13
uitleg/antwoord
wohnen -> 
stam = wohn ->
du = -st ->
wohnst

Slide 8 - Open vraag

spielen (ich)
6/13
uitleg/antwoord
spielen -> 
stam = spiel ->
ich = -e ->
spiele

Slide 9 - Open vraag

sammeln (Maria)
7/13
uitleg/antwoord
sammeln -> 
stam = sammel ->
Maria = sie (3e persoon enk.) = -t ->
sammelt

Slide 10 - Open vraag

kochen (ihr)
8/13
uitleg/antwoord
kochen -> 
stam = koch ->
ihr = -t ->
kocht

Slide 11 - Open vraag

fragen (wir)
9/13
uitleg/antwoord
fragen -> 
stam = frag ->
wir = en ->
fragen

Slide 12 - Open vraag

schreiben (Frau Müller)
11/13
uitleg/antwoord
schreiben -> 
stam = schreib ->
Frau Müller = sie (3e persoon enk.)  = -t ->
schreibt

Slide 13 - Open vraag

brennen (das Haus)
10/13
uitleg/antwoord
brennen -> 
stam = brenn ->
das Haus = es (3e persoon enk.)  = -t ->
brennt

Slide 14 - Open vraag

lachen (Sie)
12/13
uitleg/antwoord
lachen -> 
stam = lach ->
Sie  = -en ->
lachen

Slide 15 - Open vraag

stehen (die Frauen)
13/13
uitleg/antwoord
stehen -> 
stam = steh ->
die Frauen = sie (3e persoon mv) = -en ->
stehen

Slide 16 - Open vraag

rechnen (ich)
1/13
uitleg/antwoord
rechnen -> 
stam = rechn ->
ich = -e -> geen uitspraakprobleem
rechne
A
rechne
B
rechene
C
rechen
D
reche

Slide 17 - Quizvraag

warten (ihr)
2/13
uitleg/antwoord
warten -> 
stam = wart ->
ihr = -t -> extra e nodig
wartet
A
wart
B
warten
C
wartet
D
wartent

Slide 18 - Quizvraag

heißen (du)
3/13
uitleg/antwoord
heißen -> 
stam = heiß ->
du = -st -> de s vervalt
heißt
A
heißest
B
heißt
C
heißst
D
heißenst

Slide 19 - Quizvraag

reden (Jamila)
4/13
uitleg/antwoord
reden -> 
stam = red ->
Jamila = sie (3e persoon enk) = -t -> extra e nodig
redet
A
redt
B
redst
C
redest
D
redet

Slide 20 - Quizvraag

löschen (du)
5/13
uitleg/antwoord
löschen -> 
stam = lösch ->
du = -st -> de s vervalt
löscht

Slide 21 - Open vraag

finden (ich)
6/13
uitleg/antwoord
finden -> 
stam = find ->
ich = -e -> geen uitspraakprobleem
finde

Slide 22 - Open vraag

tanzen (Maria)
7/13
uitleg/antwoord
tanzen -> 
stam = tanz ->
Maria = sie (3e persoon enk.) = -t ->
tanzt

Slide 23 - Open vraag

arbeiten (ihr)
8/13
uitleg/antwoord
arbeiten -> 
stam = arbeit ->
ihr = -t -> extra e nodig
arbeitet

Slide 24 - Open vraag

regnen (es)
9/13
uitleg/antwoord
regnen -> 
stam = regn ->
es = -t -> uitspraakprobleem, extra e nodig
regnet

Slide 25 - Open vraag

antworten (Frau Müller)
11/13
uitleg/antwoord
abtworten -> 
stam = antwort ->
Frau Müller = sie (3e persoon enk.) = -t -> extra e nodig
antwortet

Slide 26 - Open vraag

heißen (der Film)
10/13
uitleg/antwoord
heißen -> 
stam = heiß ->
der Film = er (3e persoon enk.) = -t ->
heißt

Slide 27 - Open vraag

küssen (Sie)
12/13
uitleg/antwoord
küssen -> 
stam = küss ->
Sie = -en ->
küssen

Slide 28 - Open vraag

zeichnen (die Lehrerin)
13/13
uitleg/antwoord
zeichnen -> 
stam = zeichn ->
die Lehrerin = sie (3e persoon enk.) = -t -> uitspraakprobleem, extra e nodig
zeichnet

Slide 29 - Open vraag

slotwoord

Slide 30 - Tekstslide