Word order


Word order
Woordvolgorde 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


Word order
Woordvolgorde 

Slide 1 - Tekstslide

Stappenplan:
1. onderwerp                         WIE
2. werkwoord(en)               DOET
3. lijdend voorwerp            WAT
4. plaats                                  WAAR
5. tijd                                        WANNEER

De tijd kan ook aan het begin van de zin worden gezet!

Slide 2 - Tekstslide

Who does what where when? 
 
  



Onderwerp          ww                  lv                   plaats             tijd
 


Wie doet wat waar wanneer?

Slide 3 - Tekstslide

Plaats en tijd bepaling

Plaats en tijd komen in de zin allebei achteraan.
My mom works in Utrecht.
My mom works every day.

Plaats en een tijd? Plaats staat VOOR tijd (PieT).
My mom works in Utrecht every day.

Slide 4 - Tekstslide

Word order - Exercise 
Put the words in the correct order and write out the sentence. 


Slide 5 - Tekstslide

cats - like - I

Slide 6 - Open vraag

home - he - went

Slide 7 - Open vraag

all evening - played - football - they

Slide 8 - Open vraag

walks - to work - Liz - every day

Slide 9 - Open vraag

goes - every year - to Italy - Julia

Slide 10 - Open vraag

we - since 1988 - here - have lived

Slide 11 - Open vraag

in London - Sue - in 2004 - was born

Slide 12 - Open vraag

didn't go - yesterday - Steven - to school

Slide 13 - Open vraag

to the supermarket - yesterday morning - my mum - went

Slide 14 - Open vraag

Jess - in bed - this morning - had -
her breakfast

Slide 15 - Open vraag

take / photos / they / every Monday

Slide 16 - Open vraag

Correct or Incorrect?

In the following slides you're going to decide whether the sentences are in the correct word order or not.

Good luck!

Slide 17 - Tekstslide

Is the Word Order correct?
He gave yesterday a present.
A
correct
B
wrong

Slide 18 - Quizvraag

Is the Word Order correct?
I lent him two days ago my phone.
A
correct
B
wrong

Slide 19 - Quizvraag

Is the Word Order correct?
I saw him two days ago at the police station.
A
correct
B
wrong

Slide 20 - Quizvraag

Is the Word Order correct?
I drink every day three cups of coffee.
A
correct
B
wrong

Slide 21 - Quizvraag

Is the Word Order correct?
I bought this jacket in England a few years ago.
A
correct
B
wrong

Slide 22 - Quizvraag

goes / every day / she / to school

Slide 23 - Open vraag

football / Eric / after school / plays

Slide 24 - Open vraag

is making / he / at the moment / breakfast

Slide 25 - Open vraag

to the club / the girls / go / on Saturdays

Slide 26 - Open vraag

o'clock / school / at / 8 / starts

Slide 27 - Open vraag

Tuesday / the boys / their bikes / ride / every

Slide 28 - Open vraag

lunch / did / we / not / yesterday / have / at school

Slide 29 - Open vraag

Amsterdam Centraal / leaves / the bus / at 7:30.

Slide 30 - Open vraag

Maria / my name / is

Slide 31 - Open vraag

his / the / mother / boy / is helping

Slide 32 - Open vraag

have / I / got / a dog

Slide 33 - Open vraag

Stepping Stones Workbook 
  • Exercises 60-64 (vanaf bladzijde 124)
  • Slim stampen Grammar

Slide 34 - Tekstslide