Welke bewering is waar?
A) In elke zin staat zowel een hulpwerkwoord als een zelfstandig werkwoord.
B) Als ik maar één werkwoord in de zin heb staan, dan is dit een zelfstandig werkwoord.
C) Het woord 'mijn' kan zowel een bezittelijk als persoonlijk voornaamwoord zijn.
Benoem van onderstreepte woorden de juiste woordsoort. Kies uit: olw, blw, bn, zn, hww, zww, pers. vnw en bezit. vnw.
Wij hebben de grote, lieve hond gister een lekker bakje voer gegeven.